Zó ontroerend: het verhaal van een moeder over haar te vroeg geboren baby
Bijna een jaar geleden kreeg schrijfster Jowi Schmitz (1972) een kindje van nog geen 26 weken oud. Hier beschrijft ze die eerste zenuwslopende dagen. (Wij hielden het niet droog.)
Elke week een mailtje van ons?
[wysija_form id=”6″]
Het verhaal van Milo
12 mei 2013
Daar lig ik dan. In een grote witte kamer met zo’n douche met een zitje. Omdat het kindje waar ik zwanger van ben al met zesentwintig weken naar buiten wil. Of dreigt te willen. Niemand weet waarom. Niemand weet wat eraan te doen is. Behalve weeënremmers, maar die houden vandaag op. En longrijpers – die ook.
Liggen, in het ziekenhuis. Ik had nooit gedacht dat ik het zou willen, maar hopelijk lig ik hier weken. Plat, zoveel mogelijk. Want hoe langer ik plat lig, hoe langer het kindje misschien in mij wil blijven.
Als het nu al komt heeft het maar vijftig procent kans om te overleven, zei de kinderarts gisteren. En van die vijftig procent heeft vijfentwintig procent ernstige ‘restschade’. Bij dat soort informatie denk ik steeds: dit gaat niet over mij. Dit wil ik niet. Dit gebeurt niet. Alles wat ik aan wegvluchten, wegrennen en niet geloven in me heb, staat op de barricaden.
En ik heb vragen. Ik wil weten of een bevalling rekken tot weken een reëel doel is. Of ik in gevaren of hoop moet denken. Of er nog meer prognoses zijn, of ik méér kan doen, of ik meer had móeten doen. Ik wil dat iemand zegt: ‘Het komt allemaal goed. Alles.’ Maar er is niemand die dat zegt.
Ik glij door een geblindeerde glijbaan naar beneden en mijn nagels maken dat piepende geluid op een schoolbord.
13 mei
Ik vergeet de belangrijke dingen. ‘Elk uur dat je niet bevalt maakt de kans op een vroeggeboorte kleiner.’ Zei de zaalarts dat? Wat bedoelde ze ermee, behalve het voor de hand liggende feit dat ieder uur winst is?
Ook zei de zaalarts dat het OLVG heeft gebeld om te vragen hoe het met me is. Het OLVG was het ziekenhuis waar ik vrijdag nietsvermoedend binnenliep voor een controle, waarna ik per ambulance – met vier centimeter ontsluiting – naar het AMC werd gebracht. Want hier zitten ze erop, op het redden van kindjes van minder dan één kilo.
Het OLVG heeft gebeld. In mijn hoofd verschijnt het beeld van een veelkoppig monster. Een veelkoppig ziekenhuismonster vol blinde ramen en zoemende apparaten dat belt met het andere veelkoppige monster. ‘Hoe is het met mijn hapje?’
Er gaat iets gruwelijks en zorgzaams van uit.
‘En?’ vroeg ik dus aan de zaalarts. ‘Hoe gaat het met me?’
Ze glimlachte: ‘Ik heb gezegd: “Ze is nog steeds zwanger.”’
De zaalarts vertrekt, ik pak mijn laptop en open Google voor een zoekopdracht: Extreem prematuur, 26 weken TOCH HELEMAAL GOED GEKOMEN.
Nu, tien maanden later
Nog dezelfde dag dat ik ‘Monster belt Monster’ schreef – liggend in bed, zo plat mogelijk – werd Milo geboren. 950 gram, meteen aan de beademing.
Volgens Edwin werd hij in plastic gerold als een kipfiletje. Om hem warm te houden. Ik was er niet bij, want ik lag onder narcose omdat de ruggenprik niet werkte.
Laatst werd me gevraagd hoe dat was. Het eerste moment dat ik hem zag. Die eerste dagen. Maar ik herinner me alleen wat ik dacht toen ik bijkwam uit de narcose: met Milo gaat het goedkomen.
Of dat hoop was of een wanhopige wens, ik weet het niet. Bovendien kon ik er nog alle dagen aan gaan twijfelen. Milo kreeg twee infecties, drie bloedtransfusies, nog een keer beademing en hij droeg maandenlang een kapje dat zijn hele gezicht bedekte voor de ademhalingsondersteuning, waardoor ik alleen zijn (eerst nog dichte en daarna bolle) ogen kon zien. Ik wist zeker dat ik een schildpad had gebaard.
Het enige wat houvast bood was schrijven. Schrijven als vorm van overleven. Schrijven als reddingsvlot en ik, samen met Edwin en mijn zoontje Woek van vier, op dat vlot. Zo dobberden we door de zomer.
Milo is nu tien maanden, een geboortekaartje kreeg hij nooit (er was geen goed moment) maar nu heeft hij een geboorteboek: mijn hele dagboek tot nu toe. Het verhaal van Milo is een verhaal van hoop geworden. Je kan heel slecht beginnen en als een echte baby eindigen. Milo is het verhaal dat ik wanhopig zocht toen hij nog een kipfiletje was.
Milo is blij en gezond en hij is dol op korstjes brood. Hij huilt als je hem te snel in de steek laat, hij is extreem gelukkig als je dan weer terugkomt. Net een echte, gewone, gezonde baby dus, alleen ziet hij er nog uit als een baby van zes maanden – en hij mag niet naar de crèche en krijgt nog veel prikken en hij zou later ook nog ADHD kunnen oplopen – maar dat maakt me niks uit.
Dit verhaal is speciaal voor Me-to-we geschreven door Jowi Schmitz. Vandaag verschijnt haar boek ‘Te vroeg geboren, dagboek over mijn zoon’, over Milo. Je kunt het hier kopen.
Thuiswerken met een peuter? Zó ziet dat eruit: