Hoe ik met 18 weken zwanger per ongeluk alvast een kind adopteerde
Het was een zomerse zondagavond in juni. Ik kwam thuis na meegeholpen te hebben met het kinderfeestje van mijn nichtje. Nadat de frietjes en knakworstjes op waren, had ook tante Ilse een snoepzakje gekregen. Alleen, in tegenstelling tot de rest, werd ik niet thuisgebracht.
Terwijl mijn oren nog nasuisden van een horde achtjarigen high on sugar, liep ik de woonkamer in. Daar op de bank, op zijn vaste plek, zat Tim. Nietsvermoedend gaf ik hem een kus, om me vervolgens kapot te schrikken van iets in mijn ooghoek dat ineens bewoog.
Onaangekondigd bezoek
‘WTF, er ligt daar een kat op de stoel.’ Heel even dacht ik dat het aan mij lag. Een hele middag cake versieren, feestmutsen knutselen en glittertattoo’s zetten gaat je immers niet in de koude kleren zitten op je eenendertigste. Maar er lag daar toch echt een rode kater heerlijk te spinnen in onze – normaliter huisdiervrije – woonkamer.
‘Ohja, die is even op bezoek,’ antwoordde Tim doodleuk, zoals altijd de nuchterheid zelve.
‘………?!’
De kat bleek zichzelf binnengelaten te hebben door de open tuindeuren en had zelfs het logeerbed al gevonden, waar Tim hem heerlijk tukkend had aangetroffen. Een poging om hem weer buiten te zetten was niet heel succesvol geweest, dus had Tim besloten dat hij dan wel even gezellig op visite mocht blijven. Op zich niet heel verrassend, want van ons tweeën is hij de crazy cat lady. Waar hij op vakantie altijd het liefst iedere rondzwervende vlooienbal even aanhaalt, ben ik die persoon die vanaf een veilige kilometer afstand dingen over tetanusprikken staat te roepen.
Mijn eerste (katten)kind
Flash forward naar acht dagen later. De kat is er nog steeds. Correctie: MIJN kat is er nog steeds. Want mijn hormonen blijken zonder overleg met mijn verstand te hebben besloten dat hij nu bij ons woont en voortaan Sjakie Roderick heet. Sjakie, want dat klinkt zo gezellig in combinatie met Sheikhie, de werktitel voor onze baby. En Roderick, omdat als ons kind per se een tweede naam met een R moet (iets met een familietraditie), dan moet de kat dat ook. Zoals het een goede kattenmoeder betaamt vind ik hem natuurlijk de aller-aller- állerliefste kat van de hele wereld. En ben ik inmiddels al ongeveer twaalf keer op en neer gefietst naar de Action om speeltjes, snacks en kattenmelk voor hem te halen.
‘Mijn hormonen blijken zonder overleg met mijn verstand te hebben besloten dat hij nu bij ons woont’
In al die acht dagen tijd leverden het uitlezen van zijn (blijkbaar niet aanwezige) chip, oproepjes op Facebook en meldingen bij asiel/dierenarts/Amivedi niets op in de zoektocht naar zijn eigenlijke baasje. En zelf maakte Sjakie ook totaal geen aanstalten om weer naar huis terug te keren. Tot groot genoegen van mijn hormonen. Want die waren maar wat content met het zorgen voor dit lieve, aanhankelijke, hulpeloze wezentje. Ook bleken mijn hormonen net zo hard te gaan op het online shoppen van krabpalen en design kattenbakken als op babykleertjes. HARD dus.
Afscheid nemen bestaat wél
Tot ik ineens toch nog bericht kreeg van iemand. Dat de kat die wij hadden gevonden wel heel erg leek op Max, de kat van haar moeder. Max, die al een tijdje niet meer thuis was geweest. Dat konden inderdaad wel eens precies acht dagen zijn.
Met enige schaamte moet ik toegeven dat er toen tranen met tuiten aan te pas kwamen. Zo goed als mijn hormonen gingen op de aanwezigheid van Sjakie, zo slecht gingen ze op het afscheid van mijn kattenkind. Tussen het voltetteren van twee tissues door verzocht ik Tim snel alle kattenspullen uit de woonkamer weg te halen, omdat ik er niet meer naar kon kijken zonder opnieuw in huilen uit te barsten.
Dat wordt nog wat, als onze zoon over een jaar of achttien op kamers gaat…
Ilse Veldman (1991) weet alles van taart, wijn én nu ook van zwanger zijn. Ze is vijf jaar samen met haar man Tim en heeft tot nu toe (bijna) alle planten in huis in leven weten te houden. Dan moet het met een baby ook goed komen. Verder is haar kledingkast op kleur gesorteerd en kun je haar voor 10 uur ’s ochtends beter geen vragen stellen. Voor Me to We schrijft Ilse over haar zwangerschap en heeft ze hopelijk als de baby geboren is ook nog tijd om iets van zich te laten horen.