Als je die magische 12-weken grens bereikt, maar het toch nog mis gaat
Alles leek voorspoedig te verlopen tijdens Vala’s tweede zwangerschap. De 12-weken echo was prima, dus toen kon het toch niet meer misgaan? Die grens bleek iets minder magisch dan je als aanstaande moeder altijd denkt.
Iedere zwangere vrouw hoopt op het moment dat ze over dat teststaafje plast dat die eerste drie maanden snel voorbij zullen gaan. Omdat het niet leuk is om iedere ochtend (of gewoon de hele dag) kotsend over de pot te hangen, omdat je gezicht er dan niet meer uitziet als een krentenbol door alle puisten en omdat de ergste hemeltergende vermoeidheid dan vaak wel over is. Maar, vooral ook omdat je dan uit de gevarenzone bent. De 12 weken-grens is een belangrijk moment voor de aanstaande moeder en haar kind in wording. Eigenlijk is je kind dan helemaal ‘af’. Het ziet er niet meer uit als een ondefinieerbaar blobje cellen, een tuinboon, of een soort alien met hele kleine armpjes, maar is opeens een echt mensje. Alle organen zijn aangelegd en alles wat het dan nog moet doen is groeien en een lekker laagje babyspek kweken. De kans dat het dan nog misgaat, is klein. En dus haal je na 12 zenuwslopende weken even diep adem, trek je nog maar eens flesje Jip en Janneke bubbels open en ga je genieten van je groeiende buik. Meestal.
LEES OOK: Als je een miskraam krijg (en onverwacht toetreedt tot een geheim genootschap).
Toen was er opeens bloed
Negen maanden na de geboorte van mijn zoon was ik opnieuw zwanger. Ik voelde me goed, net zoals tijdens mijn eerste zwangerschap. Niet misselijk, niet moe, maar blij en gelukkig. Onze zoon zou een broertje of een zusje krijgen. Ik was uitgerekend op 30 April, toen nog Koninginnedag in Nederland. Samen met mijn man maakte ik grappen over onze ‘Oranjebaby in Amerika’. We gaven het kindje de werktitel ‘Peanut’, net zoals onze zoon ook een werktitel had gehad: ‘Mini’. De eerste echo met 8 weken was goed. We zagen een vrolijk springend boontje in mijn baarmoeder en de gynaecoloog knikte goedkeurend. Ook met 12 weken was er nog geen vuiltje aan de lucht. Enthousiast zwaaiend maakte Peanut wat salto’s, we gingen lachend en onbezorgd weer richting huis en vertelden het onze ouders, een aantal vrienden. De magische grens was tenslotte bereikt. We waren veilig.
Maar toen, weken later, was er opeens bloed. Op een ochtend op het toilet. Secondenlang heb ik naar de rode vlek in mijn onderbroek gekeken, terwijl mijn man nog in bed lag. Uiteindelijk vond hij me trillend op de wc en zag in mijn ogen meteen dat het mis was. “Het is vast niks,” probeerde hij nog geruststellend, “maar we bellen toch even het ziekenhuis”. Een uur later lag ik zo’n crêpepapieren hemd in een onderzoekskamer, terwijl de gynaecoloog het computerscherm beschermend van mij af draaide. En dan weet je al hoe laat het is. Terwijl de tranen in mijn ogen opwelden, klonken uit haar mond de woorden die je als zwangere vrouw echt niet wilt horen: “I’m so sorry…” Geen hartslag meer. Geen leven meer. Geen Peanut meer.
Het zuigende geluid van de curretage
Was het mijn schuld, had ik iets fout gedaan? Natuurlijk niet. Ik had niet gerookt, niet gedronken, braaf mijn foliumzuur geslikt. Peanut was af, klaar, hij of zij had zelfs al naar ons gezwaaid vanaf de eerste finishlijn. Maar de volgende etappe had ons kind niet kunnen winnen. Die Amerikanen zijn niet van het halve werk en dus kon ik de volgende dag al komen voor een curretage. Het zuigende geluid staat me nog levendig voor de geest, ook al hadden ze me volgestopt met pillen ter verdoving en kalmering en hield mijn man zijn handen voor mijn oren. Het is één van die momenten die nooit meer helemaal van mijn netvlies zal verdwijnen.
Toen we thuis kwamen, mijn man me met een deken op de bank installeerde en onze zoon bij mij op schoot kroop, verscheen er aan de horizon een regenboog. Normaliter ben ik niet zo sentimenteel, maar stiekem denk ik nog steeds dat dat onze Peanut was, die op die manier afscheid van ons nam. En als ik nu een regenboog zie, denk ik altijd even aan mijn Peanut, die we zo graag bij ons hadden willen houden. En aan hoe fragiel zo’n zwangerschap eigenlijk is.
Gelukkig was ik na een maand meteen weer zwanger en kregen we negen maanden later onze dochter. Weliswaar niet helemaal gezond, maar wel met alles erop en eraan en oh zo prachtig. Die 12-weken echo, daar moest ik wel even een keertje extra bij slikken, zeker toen ook dit kindje enthousiast begon te zwaaien en we dus die magische grens opnieuw bereikt hadden. Zo opgelucht en feestelijk als bij haar grote broer, voelde het toen echt niet meer. Heeft het nooit meer gevoeld, want helaas heb ik naast Peanut, nog meer kindjes verloren. In totaal heb ik vijf miskramen gehad, waarvan twee ruim in het tweede trimester. En dat laat zijn sporen na. Wie mij vaker leest, weet dat ik niet snel smijt met termen als ‘wondertje’ en andere aanverwante zoetsappigheden. Maar zo’n zwangerschap en negen maanden later een complete baby, vind ik die benaming toch wel waard.
LEES OOK: Opmerkingen die je niet wilt horen na een miskraam.
Vala van den Boomen (41 jaar) heeft drie kinderen: een zoon van 12, die autisme heeft, en twee dochters van 10 en 6 jaar, die de chronische aandoening EDS hebben, net als zijzelf. Ze is getrouwd met Mario en werkt als beleidsmedewerker in de Tweede Kamer. De eerste tien jaar van haar moederschap heeft Vala niet geslapen, omdat haar kinderen altijd wakker waren. Die schade probeert ze nu in te halen. En dat is hard nodig, want de puberteit staat voor de deur. Dat brengt weer heel nieuwe uitdagingen met zich mee, dus heeft ze al haar krachten nodig.