8 manieren om het zelfvertrouwen van je kind te boosten
Barbara’s oudste zoon is soms mega-onhandig. Daardoor is zijn zelfvertrouwen aangetast. Van een therapeute leerden ze hoe je dat kunt herstellen.
Mijn oudste zoon is een klunsje. Hij is slim, kan goed leren, gelukkig, maar fysiek is hij zo onhandig! En dat levert problemen op. Zeker toen hij in groep 1, 2, 3 zat, waar alles gaat over voetballen, rennen, blokken bouwen en knutselen – zijn onzekerheid daalde tot een dieptepunt.
Nu gaat het beter met hem, omdat het nu ook draait om lezen, rekenen en leren. Maar die onzekerheid en dat gevoel niks te kunnen is er in die paar jaar diep in gaan zitten, zo diep zelfs dat we weleens bij een therapeut zijn geweest. Dit is wat ik daar geleerd heb over het zelfvertrouwen van kinderen en hoe je dat weer kan proberen te herstellen.
LEES OOK: Heb jij een temperamentvol kind? Hou deze 6 dingen dan in de gaten!
1. Erken zijn of haar gevoelens
Ik heb altijd de neiging om te zeggen: welnee joh, je bent hartstikke goed in breakdancen/voetbal. Maar als je kind ermee zit dat het dat niet kan, en er zit wat in, dan is het beter om dat gewoon te erkennen. Ik probeer nu te luisteren naar wat hij daarover te zeggen heeft, in plaats van het weg te wimpelen. ‘Jij bent inderdaad niet zo heel goed in breakdancen en ik snap dat je dat heel jammer vindt want je had je er zo op verheugd.’
2. Maar probeer tegelijk overtuigingen die niet kloppen op te sporen
Als hij zegt: ik ben heel slecht in sport, dan gaat dat dus net te ver. Met gym kan hij prima meekomen, hij kan hard rennen, hij zwemt als een otter – en er zijn nog zoveel sporten die we niet hebben uitgeprobeerd. Dus zoals je over jezelf ook weleens genadeloos bent in je oordeel, zo is een kind dat ook. Nu ik daar op let, haal ik ze er makkelijker uit. En ik zeg: je bent niet slecht in sport, je kan niet zo goed breakdancen en je bent bang om een bal naar je hoofd te krijgen. Maar je zwemt toch bijvoorbeeld heel goed? En judo?
3. Vermijd vergelijkingen met broertjes en zusjes
Op een onbewaakt ongelijk kan het er weleens uitfloepen: jij bent goed in zwemmen, je broertje kan weer goed voetballen. Dat is dus tricky omdat kinderen zich als eerste vergelijken met hun broertjes en zusjes. Het komt extra hard binnen. Probeer daar dus bij uit de buurt te blijven,
4. Accepteer dat jij soms de boksbal bent
Mijn zoon kwam weleens heel kwaad uit een les waarin hij niet goed was. Dan had hij zich groot gehouden tegenover iedereen, en als ik ‘m dan kwam halen, liet hij zich even helemaal gaan en ging hij tegen mij tekeer. Dat deed hij alleen bij mij. Van een therapeute heb ik geleerd dat dit is omdat hij zich bij durft te laten gaan – en hij moet het kennelijk ergens doen. Sinds ik dat weet denk ik: ja, doe het maar bij mij. (Maar hij haalt tegelijkertijd soms het bloed onder mijn nagels vandaan hoor!)
En gelukkig…
5. …mag je dan best kwaad terug worden
Want dat vertelde deze therapeute ook: het helpt om te weten waar zijn woede vandaan komt, maar hij kan ook te ver gaan. Dan mag je gewoon laten merken dat hij een grens over is gegaan. Zeg: Ik snap dat je boos bent, maar wat je nu doet gaat te ver.
6. Doe samen dingen die ze niet zo goed kunnen
Dat mijn zoon soms onzeker is, is ook omdat hij soms echt heel onhandig is. Daarom ben ik gestopt met samen koekjes bakken enzo: hij smeert echt de hele keuken onder, met bloem en met deeg. Ik heb me vaak zitten verbijten om zoveel klungeligheid. Nu realiseer ik me dat als ik geen koekjes met hem bak, niemand het doet. Dus daar gaan we weer. Het wordt echt een bende, en ik moet me voortdurend inhouden om niet te zeggen: ga maar aan de kant, ik doe het wel. Maar hij vind het zo leuk. Dan maar even opruimen (pffff).
7. Wordt het echt moeilijk? Laat het over aan een vreemde
Fietsen was ook al zo’n drama bij ons. Avonden achtereen heb ik achter hem aangehold, maar zodra ik hem losliet, viel hij om. Hij had er geen vertrouwen in dat hij het zelf kon. Op een gegeven moment heb ik een fietsleraar in de arm genomen. Ik zei: dit is mijn zoon, hij kan niet fietsen, ik zit in het koffietentje aan de overkant en ben over een uur weer terug.
Toen waren ze alleen. En inderdaad: waar hij bij maar aan het piepen en zeuren was, durfde hij dat niet tegen deze vreemde man. Na twee lessen kon hij fietsen! Met zwemles was het hetzelfde: hij durfde niet met zijn hoofd onder water. Op een dag sprak ik af met de zwemleraar dat ik weg zou gaan en hij het zou aanpakken. Het was in een kwartier gepiept. (Maar ik stond half te janken op de gang van de zenuwen, nou ja.)
8. Zo leren ze ook dat ze met oefenen en doorzetten dingen bereiken
Als hij nu zegt: dat kan ik toch niet. Dan denk ik even goed na. Sommige dingen kan hij dus onderdaad niet zo goed. Dan leg ik uit dat hij beter zijn energie voor iets anders kan gebruiken. Maar als hij dat zegt van iets dat hij prima kan, dan zeg ik dat ook: ‘Je dacht ook dat je niet kon fietsen, en moet nu eens zien wat je met oefenen hebt bereikt!’
(En als hij iets heeft bereikt, dan vier ik dat uitbundig. Ik teken een diploma voor hem en koop een klein cadeautje. En dan gaan we alle opa’s en oma’s bellen om te vertellen wat we nu weer is gebeurd! Ik weet niet of het verantwoord is, maar ik ben dan zo trots op dat jochie dat soms net iets harder moet vechten dan een ander – ik kan het niet laten.)
Pssst: wil je iets gedaan krijgen van de kinderen? Schrijf een brief!