Wat je leert als je een tweede kind krijgt
Ooooh – wat was Barbara bezorgd bij haar eerste kind. “Hij heeft reflux!” “Ik ben te moe!” “Ik moet NU die super geavanceerde flessenverwarmer van 70 euro hebben anders kan ik niet op vakantie.” Komt allemaal goed, weet ze nu. Vijf jaar later kreeg ze een tweede kind en stond ze heel anders in het leven. Een spoedcursus.
Als je het meest wanhopig bent, komt er een oplossing
Krampjes, niet willen slapen, steeds de speen kwijt, veel spugen, niks lusten, voortdurend broertje of zusje slaan, niet zindelijk willen worden – steeds als je denkt: en nu weet ik echt niet meer hoe het verder moet, komt er een doorbraak. Baby’s en peuters veranderen zo snel en voortdurend. Alles lost zich vanzelf op – speciale gevallen daargelaten natuurlijk. En dat ga je ook denken: dat je kind een speciaal geval is (“Hij heeft vast reflux” – of een spierziekte waardoor hij niet gaat kruipen), bij de tweede lukt het je om te denken: “Ga nou niet meteen denken dat hij reflux/een spierziekte heeft, we moeten hier gewoon doorheen.”
Lees ook: Dingen die je bij je tweede kind dus niet meer gaat doen.
Het is echt waar: het is zo voorbij
Toen Felix (nu 8) geboren werd, leek het alsof dit dan mijn nieuwe leven was: thuis, met een baby. Ik was natuurlijk dolblij dat hij er was, maar ik vond het ook een heel zware tijd, vooral psychisch. Dat twijfelen aan alles, proberen je kind in een ritme te krijgen, niet slapen – mijn stresslevels waren nooit eerder zo hoog. En het rare is dat het me niet lukte om voorbij die periode te denken. Ik keek om me heen, naar het wipstoeltje en de box en dacht: dit is het dan, voor de rest van mijn leven. Maar dat wipstoeltje is zo weer weg! Al snel gaan ze opeens wel slapen, stop je met borstvoeding, gaan ze naar de crèche, in een buggy zitten, vast eten. Dat moment dat ik een eerste krentenbol voor hem kocht! Onderweg! Vrijheid! Bij de tweede weet je dat je zo weer in die fase zit, en kon ik veel meer genieten van gewoon lekker op bed liggen met een baby op me. Ik hoefde nergens meer naartoe, deze moest gewoon groeien, dat was alles.
Een luiertas van 20 kilo is nergens voor nodig
Bij Felix (nu 8) sjouwde ik zo’n enorme tas mee, met een matje om op te liggen als ze verschoond moeten worden (hahahahaa!!). Ik heb werkelijk geen idee meer wat er allemaal in zat: warmhouders, billendoekjes, talkpoeder, een torentje met flesvoeding. Aan die tas moest ik terugdenken toen mijn nichtje op bezoek kwam: met twee kleine kinderen én haar tweeling van 6 maanden. Ze had een klein tasje bij zich met luiers in 1 maat voor alle kinderen, wat billendoekjes en twee flesjes in een oude ovenwant, die ze bij mij even omspoelde en weer vulde met heet water: “Als ik straks weer in de trein zit en ze hun volgende voeding willen, is het precies op temperatuur.”
Dat twee kinderen twee keer zoveel werk is klopt niet
Het is 183 keer zoveel werk, althans zo lijkt het. Er is namelijk geen moment meer dat er niks gebeurt, of dat het stil is in huis.
De eerste keer poepen na een bevalling is doodeng
Dat verandert helaas niet. (Poepen blijft trouwens een uitdaging: je kan nooit meer rustig op de wc zitten als je twee kinderen hebt, dan gaat er altijd een huilen. Minstens. En sta je nog voordat je klaar bent weer in de woonkamer.)
Een paar weken na de bevalling moet je vooral GEEN kleren gaan kopen
Alle vrouwen gaan shoppen als die baby er eindelijk uit is. Je kijkt naar je veranderde lichaam, stelt vast dat je een maatje groter bent, en gaat HANDIGE KLEREN kopen waar je zo een borst uit tevoorschijn kunt toveren en waar je geen vlekjes op ziet en die ook makkelijk in de wasmachine kunnen. Dit zijn kleren waar je een paar maanden later naar kijkt en denkt: “Waarom heb ik deze in godsnaam gekocht?” Even kiezen op elkaar dus. Leg desnoods een potje aan voor als je klaar bent met borstvoeding, want dan breekt er wel een heerlijke nieuwe kledingfase aan.
Al die hulpmiddelen die je koopt zijn nergens voor nodig (op eentje na dan)
Je gaat opeens allemaal plastic dingen willen bezitten waarvan je denkt dat ze je leven makkelijker gaan maken. Maar na een paar weken kijk je om je heen en herken je je woonkamer niet meer terug: die staat nu vol met dingen die je één keer hebt gebruikt. Alleen dat ene ding bleek echt heel handig te zijn, en het lullige is: je van tevoren niet welke dat is…. (Bij ons was het een plastic ei waar zeegeluiden uitkwamen, daar sliep Felix rustig bij!)
Je bent het eerste jaar doodmoe – en dat is niet erg
De eerste keer lag ik steeds wakker van het feit dat ik steeds wakker lag. O – hoe zou ik morgen kunnen functioneren als ik geen oog dicht heb gedaan? Nu weet ik: het maakt gewoon niet zo veel uit. Accepteer dat je moe bent, en aanvaard de nacht zoals-ie komt. Die dag kom je wel weer door, met af en toe een dipje, en het wordt vanzelf weer acht uur… (Waarna je weer een keer toch te laat gaat slapen omdat je echt nog even wat tijd voor jezelf wilt hebben, maar geloof me: van elke dag om 21 uur gaan slapen word je ook niet gelukkig.)
Ze huilen maar heel even als je de crèche verlaat
O man – bij de eerste zat ik elke dag op de fiets te janken. Soms belde ik na een half uur om te vragen hoe het met hem was. Zo hard huilde hij als ik het pand verliet. Maar de leidster was mij dan allang weer vergeten, en Felix mij helemaal. Nu loop ik veel makkelijker de deur uit – als ik heel even in de hal blijf stilstaan, buiten zicht, kan ik het huiltje al horen stoppen.
Er komt een moment dat je ongelofelijk veel van de kleinste gaat houden, ten koste van de grote
Zeker als het de laatste is, ga je op een zeker moment zoveel genieten van dat kleine ventje of meisje, dat je oudste er opeens als een lange slungel bij afsteekt. Je gaat van die grote opeens verwachten dat ze zelf dingen gaan doen, waar ze misschien nog helemaal niet aan toe zijn. Geeft niks, gaat vanzelf weer over als de kleinste een peuter wordt die om de haverklap boos op de grond van een supermarkt ligt.
Als ze 18 zijn, kunnen ze alles
Mijn oudste leerde maar niet fietsen. Iedereen kon het al behalve hij. De fysiotherapeute wist zich er ook geen raad mee, en als ik hem les probeerde te geven hadden we binnen een minuut ruzie. Toen hij 7 werd heb ik er een fietsleraar op gezet. In les twee fietste hij zo weg. (Hij at ook geen groente, niks. Nu propt hij zijn broccoli naar binnen alsof het een zak Kruidvatsnoep is.) Soms duurt het dus wat langer, bij de een, en hebben ze een extra duwtje op het juiste moment nodig, maar leren doen ze het allemaal.
Ontspan dus maar een beetje en denk: komt goed.
Lees ook: Waarom ik er soms van baal dat mijn tweede kind minder aandacht krijgt.