Waarom je met een tweeling niet twee, maar dríe keer zo druk bent

14.02.2020 17:30


Laatst had Janneke maar één kind om voor te zorgen en vroeg ze zich af: hoe komt het toch dat het dan meteen minstens drie keer zo rustig is? Daar blijkt een simpele verklaring voor.

LEES OOK: 25 dingen die je herkent als je een peutertweeling hebt

Sinds ik moeder ben, draag ik de zorg voor twee kinderen. Dat klinkt misschien heel logisch, want ja, hè hè, je hebt nou eenmaal een tweeling, maar zo vanzelfsprekend was het voor mij niet meteen vanaf het begin. Ik vond het verrekte lastig om mijn aandacht voortdurend over twee kinderen te verdelen. Had ik er eentje rustig, gevoed of in slaap, dat had ik meestal nog één huilend, hongerig of hyper kind over. Altijd was er het gevoel dat ik tekortschoot. Uiteindelijk besloot ik maar vrede te sluiten met dat gevoel. Ik schoot nu eenmaal tekort, het was een feit dat ik moest zien te accepteren.Inmiddels zijn mijn kinderen tweeënhalf en moeten ze nog steeds dagelijks vechten om mijn aandacht. Soms heel letterlijk: zit de een op schoot, dan duwt de ander haar daarvan af. “Mijn mama!” wordt er dan geroepen. Altijd willen ze allebei voorop de fiets, voorin de kinderwagen, tegelijkertijd op mijn schouders. En natuurlijk met hetzelfde speeltje spelen. Voor dat laatste zet ik tegenwoordig maar een wekker: ze mogen om de beurt vijf of tien minuten spelen met het felbegeerde object van dat moment (variërend van een rugzak tot een theelepeltje).

Laatst hield ik een van de kinderen ziek thuis, de andere had nergens last van en werd door papa naar de opvang gebracht. Zo had ik al mijn aandacht voor het zieke kind, en zou het niet-zieke kind niets tekortkomen. Ik baalde wel een beetje dat ik mijn werkdag eraan moest geven, maar stiekem verheugde ik me ook wel op een dagje moeder zijn van een eenling. De keren dat ik voor één kind heb gezorgd, zijn namelijk op één hand te tellen. Wat een rust brak er die dag aan in huis! Kom ik normaal gesproken op een dag helemaal nergens aan toe, behalve voorkomen dat het huis totaal ontploft of het schillen van anderhalve aardappel, nu zat ik de halve dag met het zieke kind op schoot, draaide ik drie wassen die ik ook nog opvouwde, verschoonde ik twee keer een ondergekotst bed, wist ik tussen de bedrijven door het werk van bijna een volledige werkdag te verstouwen, had ik twee maaltijden klaar toen manlief thuiskwam (een voor zieke kinderen en een voor ons), ja, ik heb zelfs nog een elleboogstuk op een vest genaaid. Ik wist niet wat me overkwam. De volgende dag had ik beide kinderen ziek thuis en brak de hel weer los. Ze weigerden collectief te slapen, eten, een hemd of sokken aan te trekken, wilden allebei steeds hetzelfde speeltje, maar natuurlijk juist wel een andere dvd kijken – enzovoort. Enige pluspunt was dat ik eind van de dag nog steeds niet zelf kotsend boven de plee hing.

Hoe kan het verschil tussen de zorg voor één of twee kinderen zó groot zijn? Ik vond het antwoord in Het grote tweelingenboek van tweelingenexpert Coks Feenstra. Hoewel ik het vrij storend vind van dat boek dat er voortdurend staat dat je ‘extra hulp’ moet inschakelen als meerlingmoeder als je kinderen bijvoorbeeld ziek zijn, of je behoefte hebt aan tijd voor jezelf (niet iedere moeder beschikt over zo’n vangnet), stonden er een paar verbluffende inzichten in. Er blijkt dus zoiets te bestaan als ‘het tweelingenescalatiesyndroom’ (TES). Gedrag als bijten, krabben en slaan komen sowieso al vaker voor bij tweelingen (en drielingen), omdat ze voortdurend moeten strijden om individuele aandacht van de ouders. Daarnaast worden stout gedrag en driftbuien van elkaar overgenomen, omdat tweelingen geneigd zijn elkaar te imiteren, elkaars emoties heel goed aanvoelen, maar ook omdat ze beiden net zo veel aandacht van hun vader of moeder willen. Dus zijn ze allebei druk van karakter, dan zijn ze samen héél erg druk. Zijn ze beiden ergens enthousiast over, dan zijn ze ook meteen héél enthousiast. Bovendien zijn ze samen vindingrijker: ze helpen elkaar met op tafel klimmen, elkaar uitkleden, deuren openen, uit het raam klimmen ‘en nog véél meer’, volgens Coks. Daarnaast blijkt het ook nog eens lastiger om tweelingen regels bij te brengen dan eenlingen. Paradoxaal genoeg is de behoefte om lief gevonden te worden door de ouders bij tweelingen kleiner en daarom gehoorzamen ze minder snel. Die steun halen ze namelijk bij elkaar. Natuurlijk zijn er ook positieve kanten: de grote solidariteit, het samen spelen en knuffelen en elkaar troosten of helpen.

Maar dat tweelingenescalatiesyndroom verklaart wel waarom ik het nog steeds loeiend druk vind met een tweeling. En waarom het met één kind dus ineens drie keer zo rustig is. Eigenlijk wist ik alles wat Coks zei al uit eigen ervaring, maar ik vond het toch fijn te weten dat er een naam bestaat voor wat ik zelf had al opgemerkt. Er blijkt trouwens ook een beproefd recept te bestaan tegen het tweelingenescalatiesyndroom: geef de kinderen zo vaak mogelijk individuele aandacht. Daar bloeien ze van op, waardoor ze beter naar je gaan luisteren. Dáár heb je volgens Coks dus dat immer beschikbare vangnet voor nodig. Blijft een lastig verhaal als je dat niet hebt, maar ik ga toch kijken of ik op de een of andere manier ruimte kan maken voor iets meer één op één tijd met mijn beide kinderen. Al is het maar een uitstapje naar de brievenbus zodra mijn vriend thuis is.

LEES OOK: Als je als moeder geen goed vangnet hebt