Waarom mijn kinderen NEE mogen zeggen (en ik daarnaar luister)
Met twee kinderen van twee zit Janneke dubbel en dwars in de nee-fase. Ze doet haar best de charmante kant ervan in te zien én doet regelmatig wat haar peuters eisen.
LEES OOK: Nee, je wordt niet gek; (je kind is PEUTER)
Ik moet bekennen: ik vind ‘m best pittig, die nee-fase. Als ik voor elke ‘nee’ die mijn nog geen 2,5-jarigen peuters tot nu toe hebben uitgesproken, een dubbeltje had gekregen, dan was ik nu stinkend rijk geweest. Ik heb weleens geprobeerd het aantal ‘nee’s te tellen die ik op een dag naar mijn hoofd geslingerd krijg, maar om 7.13 uur raakte ik de tel kwijt. Soms zeg ik weleens: “Ik wil het woord “nee” vandaag niet meer horen,” maar je raadt nooit welk tienvoudig antwoord ik daarop krijg. Het is niet alleen het woord ‘nee’ zelf, het is ook de vurige overgave waarmee het woord kracht wordt bijgezet. Stampvoetend, of gillend, of op de grond liggend, of wild worstelend om toch vooral maar die schone luier te ontwijken.
Zeg ik “Jawel, omdat ik dat zeg” terug, dan zitten we subiet in een machtsstrijd. En het laatste waar ik zin in heb, is voortdurend met mijn kinderen in een machtsstrijd zitten. Daarom geef ik regelmatig toe. Meestal wel met een kleine omweg. “Oké, je mag een filmpje kijken, maar wel als je eerst je pap op hebt gegeten.” “Oké, je hoeft die broek niet aan, maar je moet wel een andere broek aan. Kies maar: deze of deze.” “Oké, je hoeft geen luier aan, maar dan moet je wel nu op het potje.” Meestal komen we dan tot een soort van compromis en keert de rust in huis weer voor een minuut of vijf terug – tot de volgende ‘nee’. Mijn vriend was laatst een dagje ziek thuis terwijl de kinderen ook thuis waren en aan het eind van de dag zei hij: “Morgen ga ik lekker uitzieken op mijn werk.” Want zo’n dubbelvoudig nee-offensief kan echt het uiterste van je vergen.
Toch ben ik stiekem best jaloers op het recalcitrante gedrag van mijn kinderen. Zó overtuigd nee zeggen, ik wou dat ik het kon. Nee tegen die vervelende klus, nee tegen de opdringerige buurvrouw, nee tegen die telefonische verkoper die beweert een betere aanbieding te hebben. Dus heel soms, als ze weer eens hun kont tegen de krib gooien, kijk ik ze stiekem, als ze even niet kijken, vol trots na. Kijk ze eens gaan, mijn kleine, dappere nee-zeggertjes. Heel soms vangen ze dan per ongeluk mijn blik en dan zie ik een voorzichtige glimlach. Een glimlach die zoiets zegt als: “Mama, ik kan er ook niks aan doen, het is sterker dan mezelf, ik probeer er ook maar gewoon het beste te maken.” Want het schijnt dus echt belangrijk te zijn, die nee-fase, en het kind kan er net zo weinig aan doen als aan tandjes krijgen of groeien. Het is een essentiële vorm van zelfexpressie, een belangrijk deel van het opbouwen van het ego, en een eerste stap op weg naar de vorming van een persoonlijkheid. Druk je elke ‘nee’ van je kind de kop in en beantwoord je elke poging tot zelfstandigheid met een ‘nee, omdat ik dat zeg’, dan leert je kind misschien wel waar jóúw grenzen liggen, maar niet waar z’n eigen grenzen liggen. In het meest extreme geval leert het kind helemaal nooit wat hij precies wil en weet het dat als volwassene nog steeds niet. Als iemand anders altijd voor je beslist heeft wat wel en niet goed voor je is, hoe kun je dan ooit zelf weten wat je wil of wat je leuk vindt?
Ik heb liever dat mijn kinderen uitgroeien tot pittige persoonlijkheden die weten wat ze willen dan tot onzekere hertjes die altijd aarzelend ‘beslis jij maar’ zeggen, en daarom slik ik regelmatig mijn trots en ergernis in en laat het ze zelf maar uitzoeken. Ook als ze per se humus én chocopasta op hun brood willen, met hun suède schoenen door de plas willen stampen, melk willen drinken uit een thermosfles of van de leuning van de bank willen springen. Gaat het mis, dan gaat het mis en hebben ze er hopelijk wat van geleerd. Ik probeer ook zelf minder vaak ‘nee’ te zeggen en het vooral ook te benadrukken als ze iets doen wat wél mag, of als ze zoet aan het spelen zijn – dat is dan meteen ook de grootste uitdaging, want 9 van de 10 keer doen ze iets wat níet mag. In die andere 9 gevallen probeer ik me af te vragen: mag het écht niet, of kan het misschien nog wel door de beugel als we de spelregels een beetje aanpassen? Besluit ik dat iets écht niet mag, dan is mijn ‘nee’ ook onverbiddelijk. Goed leren nee zeggen, leer je immers – lijkt me – ook door een ouder die het goede voorbeeld geeft.
De laatste tijd ben ik extra aan het nadenken gezet over de kracht van het nee, door alle ‘Me too’s’ die op social media verschenen. Ook al weet ik dat een krachtig ‘nee’ helaas niet in alle gevallen toereikend is, toch besef ik des te meer hoe belangrijk het is dat kinderen vroeg en goed leren nee zeggen. Ik moest ook regelmatig terugdenken aan dit filmpje, dat jullie je vast ook allemaal nog wel herinneren: een experiment waarin een ‘kinderlokker’ aan willekeurige kinderen in een speeltuin vraagt of ze mee naar zijn huis gaan om zijn puppy’s te zien. Hierdoor ben ik me nog bewuster geworden van het belang van de fase waarin mijn kinderen nu zitten. Want wat wil ik dat ze zeggen als een man in de speeltuin vraagt of ze zijn puppy’s willen zien? Juist. Blijven jullie maar lekker je kont tegen de krib gooien, lieve dappere nee-zeggers van me.
LEES OOK: Deze 10 regels helpen je de peuterpuberteit door
Janneke (45) heeft drie dochters: een tweeling van 8 en een peuter van 2. Over de tweelingzwangerschap en -hectiek van de eerste jaren schreef ze het boek O jee het zijn er twee. Tegenwoordig probeert ze vanuit intuïtie en creativiteit te balanceren tussen haar werk als schrijver en het moederschap van drie meiden. Je kunt haar belevenissen ook volgen op haar Instagram.