Waarom ik niet in opvoedmethoden geloof
Het is deze week de Week van de Opvoeding. En opvoeden, dat gaat tegenwoordig niet zomaar meer. Want er zijn zoveel methodes, je ziet door de bomen het bos niet meer. Vala is wars van alle stromingen en regeltjes en zegt dan ook: opvoeden? Wat een onzin.
Altijd als ik schrijf over mijn afkeer voor opvoedmethodieken krijg ik een enorme bak moederstront over me uitgestort. Omdat ik niet zou weten waar ik over praat, het toch bewezen is dat attachment parenting werkt, er niet voor niets folders over positief opvoeden op het Consultatiebureau liggen en Alfie Kohn toch zeker geen opvoedgoeroe was geworden als zijn theorieën geen hout zou snijden. Maar weet je, het zal allemaal wel. Ik geloof er gewoon niet in. En waarom niet? Omdat ik drie zorgintensieve kinderen heb. En als er iets ‘mis’ is met je kinderen, dan leer je heel snel een hele wijze les: opvoeden, dat gaat eigenlijk bijna vanzelf. Zolang je van je kinderen houdt, ze eten, veiligheid, liefde en een dak boven hun hoofd biedt, komt het eigenlijk, of het nou linksom is of rechtsom, altijd wel goed. En tijd hebben om je bezig te houden met dingen als co-sleepen, draagdoeken, hechtingsstoornissen, communicatietechnieken voor het doorgronden van je peuter en dergelijke zaken, is geen noodzaak, maar vooral een ongekende luxe. Want voor het opvoeden van je kind is het aanhangen van een ‘methode’ volstrekt overbodig.
Lees ook: 10x Strijd die je gewoon niet moet aangaan.
Hele volksstammen kinderen zijn groot geworden met ouders die als enige opvoedmantra ‘de dood of de gladiolen, en we zien wel waar het schip strandt’ hanteerden. En al die kinderen zijn doorgaans prima terecht gekomen. Natuurlijk betekent dat niet dat dingen niet anders, of beter, zouden kunnen en met de tijd komen altijd nieuwe inzichten. Maar de laatste jaren zijn we langzaam verworden tot een generatie van neurotische helikopterouders die van opvoeden een soort exacte wetenschap hebben gemaakt. En hoewel ik doorgaans heel erg van het principe ‘science says’ ben, is opvoeden één van de weinige dingen waarbij feiten eigenlijk dus wel slechts meningen zijn. Meningen die je je alleen maar kunt vormen als je niet bezig hoeft te zijn met wat de kern van opvoeden eigenlijk is: namelijk het in leven houden en voorzien in de primaire behoeften van je kind. Op het moment dat dat niet vanzelfsprekend is, als dat al een dagtaak is, leer je heel snel dat er weinig anders is dat er toe doet. En dat al dat zogenaamde opvoeden van tegenwoordig eigenlijk weinig meer is dan bezigheidstherapie voor onzekere mensen met teveel tijd over.
In den beginne was ik ook zo’n moeder die zich een mening had gevormd over welke manier van opvoeden ‘het beste’ was. Maar omdat mijn zoon autistisch en mijn dochter ziek bleek te zijn, had ik al heel snel geen tijd meer om de opvoedleer die ik gekozen had ook daadwerkelijk te leven. Ons gezinsleven was een aaneenschakeling van ziekenhuisbezoeken, crisismomenten, wanhoop en bezorgdheid. Iedere dag die we zonder al te grote kleerscheuren door kwamen was een prestatie. We wisten de boel overeind te houden, maar daarmee was alles dan ook wel gezegd. Tijd voor iets anders dan troubleshooten was er niet. Desondanks werd ik op een dag wakker, mijn twee kinderen inmiddels uitgegroeid tot een peuter en een kleuter en realiseerde ik me iets opmerkelijks: voor opvoeden volgens de definitie van de huidige tijd had ik geen seconde tijd gehad, maar toch was mijn kroost vooralsnog niet verworden tot een stelletje ongemanierde wilde honden. Sterker nog, het waren vrolijke, aardige en beleefde kinderen, die de begrippen ‘alsjeblieft’ en ‘dankjewel’ goed kenden, meestentijds best goed luisterden en op straat geen prullenbakken in de fik staken. Ze waren, kortom, eigenlijk best goed opgevoed. Vreemd, aangezien ik er simpelweg geen zak aan had gedaan. Ik was namelijk druk geweest met naast hun ziekenhuisbedje zitten, praten met heel veel artsen over heel veel, heel enge, ziektes, het dagelijks eigenhandig spoelen van de darmen van mijn dochter, het invullen van ellenlange vragenlijsten van kinderpsychiaters en het aanvragen van indicaties voor Speciaal Onderwijs. En daar heb je wel een dagtaak aan. Al dat veilig hechten, positief opvoeden en het praten met mijn peuter, dat schoot er daarom echt gewoon bij in. Dus hoe zijn ze dan in vredesnaam toch zo goed terecht gekomen?
Als moeder van inmiddels maar liefst dríe kinderen die extra, en op veel momenten intensieve, zorg nodig hebben, raak ik een beetje geïrriteerd van het hele opvoedcircus dat er tegenwoordig aan de gang is en de manier waarop ouders elkaar de tent uitvechten om de bokaal voor beste opvoeder. Het is allemaal namelijk zo verschrikkelijk onbelangrijk en, sorry dat ik het zeg, ook echt gewoon een beetje onzin. Als je tijd hebt om een bepaalde leer aan te hangen, ledikantjes tot co-sleepers voor kleuters te figuurzagen, het serveren van ‘monkeyplatters’ en een studie te maken van Rapley en Mindful communiceren met peuters, dan ben je flink bevoorrecht. Dan ben je, in ieder geval op het ouderschapsvlak, een luxepaard. Inderdaad, jouw kind wordt echt prima groot. Groeit waarschijnlijk uit tot een heel fijne volwassene. Maar, dat komt dus niet door jouw ontzettend verantwoorde opvoeding uit een boekje, maar simpelweg, omdat de meeste kinderen wel op hun pootjes terecht komen. En, laat ik duidelijk zijn, wat heerlijk als dat zo is. Wat een zegen is dat. Maar als jij de tijd en de ruimte hebt om je bezig te houden met een methodiek om je kind groot te brengen, met regeltjes en onderzoeken en mooie theorieën, dan vraag ik je toch om daar eens even bij stil te staan. En je te realiseren wat dat betekent. Namelijk: dat je dus eigenlijk geen zorgen hebt. En je dus misschien ook niet zo druk zou moeten (en hoeven!) maken.
Je zou het niet zeggen als je ze ziet als ze net geboren zijn en apathisch kwijlend op je schouder liggen, maar kinderen zijn vanaf het allereerste moment dat ze het levenslicht zien al personen. En weet je wat nou het mooie is, in 99 procent van de gevallen zijn het príma personen. Personen met een ingebouwd moreel kompas, dat ze eigenlijk als vanzelf de juiste richting op wijst. Natuurlijk, af en toe een beetje bijsturen is nodig, maar welk pad ze ook bewandelen, doorgaans komen ze uiteindelijk best heel goed terecht. Zelf dus. Op hun eigen houtje. Omdat kinderen eigenlijk maar heel weinig nodig hebben om groot te worden. Eten, onderdak, liefde, basaal begrip van de regels in de Grondwet en dat is het wel zo’n beetje. Misschien een beetje weinig om een bestseller mee te vullen, maar als we al die opvoedbijbels nou eens weg zouden gooien en het zouden doen met die paar dingen op een geeltje op de koelkast. Dat scheelt ouders weer een hele hoop. Want er gaat zoveel tijd en energie zitten in al dat opvoeden en het bekvechten erover, dat er voor onze kinderen nog maar weinig over blijft. En als we niet uitkijken, zit er voor je ‘t weet straks een hele generatie bij de psychiater, omdat hun ouders ze zo ontzettend goed hebben opgevoed.
Lees ook: Toen het opvoeden begon en Vala haar man aan zijn lot overliet.
Vala van den Boomen (41 jaar) heeft drie kinderen: een zoon van 12, die autisme heeft, en twee dochters van 10 en 6 jaar, die de chronische aandoening EDS hebben, net als zijzelf. Ze is getrouwd met Mario en werkt als beleidsmedewerker in de Tweede Kamer. De eerste tien jaar van haar moederschap heeft Vala niet geslapen, omdat haar kinderen altijd wakker waren. Die schade probeert ze nu in te halen. En dat is hard nodig, want de puberteit staat voor de deur. Dat brengt weer heel nieuwe uitdagingen met zich mee, dus heeft ze al haar krachten nodig.