Waarom ik het doodeng vind als er vriendjes komen spelen

15.06.2022 18:00


Er komt een moment in het leven van iedere ouder dat je er niet meer onderuit kunt: speelafspraakjes. Vala vindt het heel leuk voor haar kinderen dat ze fijne vriendjes hebben. Maar die playdates, eigenlijk vindt ze dat maar niks.

Als je kinderen naar school gaan krijg je er, naast alle onvermijdelijke voorleesochtenden, Duplopoetsmiddagen en logeerbeerbezoekjes nog iets anders bij: speelafspraakjes. Kinderen hebben namelijk de uitzonderlijke kwaliteit om binnen een vloek en een zucht een hele zeelt vriendjes gemaakt te hebben en voor je het weet sta je dan op woensdagmiddag opeens een heel brood met pindakaas weg te smeren, omdat al die vriendjes bij jou aan de keukentafel zitten. Want, bij elkaar spelen is een ding. Na iedere schooldag ontstaat er op het plein een levendig onderhandelingstafereel: wie gaat vandaag bij wie? Hoe kan ik mijn moeder verleiden om niet één, maar drie vriendjes tegelijk mee naar huis te nemen? En dan zit je binnen de kortste keren met een huis vol vreemde kinderen. En dat vind ik dus echt supergezellig ja, maar vooral ook: doodeng. Want, je moet ze tenslotte maar in leven zien te houden.

Dat is namelijk mijn grootste angst: dat ik zo’n vreemd kind kapot maak. Want echt, hartstikke leuk hoor, al dat kinderbezoek, en handig bovendien, want dan hoef je zelf je kroost niet te entertainen, maar ik ben altijd als de dood dat ik die vriendjes niet aan één stuk weer thuis kan afleveren. Wat mijn eigen kinderen betreft maakt het me allemaal niet zoveel meer uit als ze van de trap af donderen of hun hele melkgebit kapot vallen in de speeltuin, want de ervaring heeft mij geleerd dat die van mij terugveren als elastiek, en dat als ik maar genoeg betadine en Sponge Bob pleisters in huis heb, het leed meestal snel geleden is. Maar ik wil het echt niet op mijn geweten hebben dat ik met een kind naar de EHBO moet waarvoor ik niet zelf een aanvullende ziektekostenverzekering heb afgesloten.

En dus ben ik tijdens playdates die verschrikkelijke helikoptermoeder die als een soort roofdier om de kinderen heen cirkelt om ze in de gaten te houden. Dat hinderlijke mens dat iedere tien minuten de trap op komt om te kijken wat ze in hun kamers aan het doen zijn. Die bij elke enigszins harde uitroep in hysterische paniek naar boven rent met de verbanddoos om te vragen wie er gewond is. Tot grote ergernis van mijn kinderen, die inmiddels al de deuren van hun kamers barricaderen in een poging hun bemoeizieke moeder buiten te houden, of na school, bij thuiskomst met een vriendje of vriendinnetje al in de gang beginnen te roepen dat ze ‘lekker alleen willen spelen’ en dat ik ‘heus niet de hele tijd hoef te komen kijken, hoor mama’. En terecht, want hoe irritant is het als er de hele tijd zo’n oud zeikwijf je komt bespioneren terwijl je met je bff met de Barbies zit te spelen? Ik snap het helemaal, want zelf zou ik me doodschamen als ik zo’n moeder had. Maar ik kan het gewoon niet helpen. Zodra we vriendjes op bezoek hebben patrouilleer ik op de gang voor de kinderkamers met een literfles jodium en 112 op speed dial.

Er komen hier wekelijks kinderen spelen, iets waar niet alleen mijn kinderen, maar ikzelf ook echt van geniet. Inmiddels ben ik op de meesten van die kindjes heel erg dol geworden en vooralsnog heb ik ze altijd zonder kleerscheuren weer thuis af kunnen leveren. Maar iedere keer als ik zo’n kind dan weer zonder bloedende vleeswonden en met al z’n tanden nog in z’n mond uit kan zwaaien doe ik van pure opluchting en dankbaarheid weer een weesgegroetje. Maar ik ben mij er terdege van bewust dat mijn dagen geteld zijn. Dat er een moment gáát komen dat ik een kind naar huis moet brengen en dan aan een verschrikte moeder uit moet leggen waarom haar hartelapje een bult met het formaat van een struisvogelei op het hoofd heeft zitten. Dat die bloedende geschaafde knieën komen van een val in de speeltuin. Een val die plaatsgevonden heeft onder míjn toezicht dus, toezicht waarin ik duidelijk gefaald heb en waar haar kind nu de bittere, bloedende vruchten van moet plukken. Voor je het weet mag er dan nooit meer iemand hier komen spelen, bij ons, in the house of horrors. En dan denk ik: beter een irritante helikoptermoeder dan een sociaal isolement. Uiteindelijk komen mijn kinderen toch wel bij de psychiater voor hun getroubleerde jeugd, maar dan is het beter als ze nog vrienden hebben die hen kunnen steunen, lijkt mij zo.

Ik ben blij dat mijn kinderen leuke vriendjes hebben. En ik ga met liefde failliet aan potten pindakaas voor al die woensdagmiddaglunches. Maar soms wilde ik stiekem dat ze nog op het kinderdagverblijf zaten. Waar je bij het ophalen altijd maar met één kind naar huis ging. En je na een middag in de speeltuin slechts één glas wijn nodig had om bij te komen, ipv een hele fles om je gemoederen een beetje te kalmeren. Ik houd mijn hart vast voor de puberteit, als ze met diezelfde vriendjes die dan opeens borsten en een vlassig baardje hebben een feestje geven in mijn huis. Want dan zit er echt niks anders op dan maar te hopen en te bidden dat het goed gaat. Mijn vermoeden is namelijk dat het tegen die tijd echt niet meer getolereerd wordt dat ik met mijn EHBO-doos aan de keukentafel ga zitten terwijl zij flesje draaien spelen met een Pasoa-jus. Want, nou ja, dat is natuurlijk wel écht social suicide.

Lees ook: Waarom ik mijn zoon van de crèche haalde en hoe gelukkig hij daarvan werd – en ik dus ook.