Waarom ik een tuigje voor mijn kind ga kopen
Je hoort weleens verhalen over ontaarde ouders die hun kinderen kwijtraken. In de dierentuin, op het strand, of gewoon tijdens het boodschappen doen. Vala vond dat altijd moeilijk te begrijpen, want je verliest je kind toch gewoon niet uit het oog?
Bizar, dacht ik altijd. Van die ouders die in dierentuinen en ballenbakken werden omgeroepen omdat iemand anders hun kind ergens moederziel alleen huilend in een hoekje had gevonden. Ik was mijn kind nog nooit kwijtgeraakt. Niet in de dierentuin, niet in de speeltuin en zelfs niet in de megagrote ‘mall’ in Californië, waar ik een tijd gewoond heb en het altijd zwart zag van de veel te rijke, kooplustige Amerikanen. Dat was mijn eigen verdienste, vond ik, want ik lette tenminste op mijn kinderen, zoals het een goede moeder betaamt. Destijds leed ik namelijk nog aan het ‘Superieure Moeder Syndroom’.
Lees ook: Als je kind het allerergste meemaakt (in zijn beleving dan).
Maar dat was voordat Terrorist nr. 2 kwam. Daarna had ik al snel weinig last meer van grootheidswaanzin. Want zodra mijn dochter tot homo erectus gepromoveerd was, liep ze namelijk weg. Zodra ze de kans kreeg, nam ze de benen en was ik haar kwijt. Ze was nauwelijks zeven maanden oud toen ze opeens niet meer op haar speelkleed in de woonkamer bleek te liggen, waar ik haar vijf minuten daarvoor had achtergelaten. Triomfantelijk zat ze bovenaan de trap, waar ze eigenhandig opgeklommen was. Ik heb nog drie dagen hartritmestoornissen gehad van de schrik. Een week voor haar eerste verjaardag liep ze los en toen was het hek helemaal van de dam.
Daarna heb ik zeker twee jaar eigenlijk niks anders meer gedaan dan haar zoeken. Als ik met haar grote broer boodschappen ging doen, dribbelde hij netjes naast het winkelwagentje mee, op straat gaf hij keurig een handje en in de speeltuin kwam hij melden van welke glijbaan hij ging. Zijn zusje ben ik echter al eens verloren in diverse supermarkten, bij de Gamma, in verscheidene parken en bossen en in een restaurant. Een pak melk uit de koeling pakken was genoeg om haar nog net de hoek van de zuivelafdeling van de Jumbo om te zien schieten. Vervolgens moest Terrorist nr. 1 drie kwartier tussen de Mona toetjes zitten wachten, terwijl hij zijn moeder hysterisch tussen de schappen door zag rennen, in een poging met dezelfde hoeveelheid kinderen naar huis te gaan als ze vertrokken was.
In retrospect snap ik niet dat ik nooit zo’n tuigje heb aangeschaft om mijn dochter mee uit te laten. Want tot mijn grote schaamte moet ik dus toegeven dat ik niet alleen zo’n moeder ben die haar kind op openbare plekken regelmatig kwijt is geraakt, maar ook nog een moeder die haar kind zelfs in haar eigen tuín niet in de smiezen wist te houden. Er zijn verscheidene momenten geweest dat ik me twee seconden bukte om een spriet onkruid tussen de tegels weg te trekken en tot mijn grote schrik moest constateren dat mijn dochter in rook was opgegaan. Waarna ze dan, na drie kwartier in blinde paniek hysterisch door de buurt rennen, opeens in de speeltuin vijf wijken verderop in het klimrek bleek te hangen, zo’n halve kilometer verderop. Een klein blond stipje, heel in de verte. Drie minuten daarvoor had ze nog naast me zitten spelen. En als ik dan, buiten adem van het sprintje dat ik had getrokken en de pure doodsangst, bij haar aankwam en vroeg wat ze daar in vredesnaam aan het doen was, haalde ze haar schouders op en zei: “Ik loop gewoon weg, hoor mama”.
En nog steeds is mijn dochter een notoire escape artist. Ik hoef niet meer aan sport te doen, want ik ren de hele dag in paniek rondjes om mijn eigen huis. Als ik niet aan het werk ben, dan zoek ik mijn dochter. Terwijl Terrorist nr. 1 braaf stationair blijft zitten en af en toen aanwijzingen geeft (“Volgens mij staat de tuindeur open, mama!”, of “Misschien moeten we even het slootje checken.”) marcheer ik met het angstzweet op mijn hoofd door de buurt. En net op het moment dat ik Mario heb gesommeerd met 140 over de snelweg naar huis te komen rijden, omdat wel sprake móet zijn van ontvoering en ik op het punt sta de politie te bellen, klinkt er onderdrukt gegiechel in de verte.
Midden in het weiland, mijlenver van huis, totaal onzichtbaar, zelfs voor het meest geoefende moeder-oog, vind ik dan mijn kind. Verborgen tussen het gras, stikkend van het lachen. Ik overweeg haar te laten chippen met een GPS tracking systeem. Of als dat bij mensen niet mogelijk blijkt te zijn, zit er niks anders op dan haar gewoon maar op te sluiten. Misschien dat dat een schending is van de kinderrechten, maar het is net als met weerbarstige hondjes: als die niet luisteren, dan moeten ze ook in de bench. Misschien dat ik toch maar eens ga kijken voor zo’n tuigje, zouden ze die voor kleuters hebben? Dan ga ik ook op puppycursus. Misschien dat ze dan eindelijk eens braaf leert mee lopen.
NB: Je kind aanlijnen, is dat eigenlijk wel verantwoord? Volgens Steven Pont, ontwikkelingspsycholoog, kan het weinig kwaad. Afgelopen week vertelde hij in Trouw dat een kind er heus geen psychologische schade van ondervindt als je het af eens ‘aan de riem’ doet. Ja, een kind heeft (bewegings)vrijheid nodig, maar moet soms ook tegen zichzelf beschermd worden. En heb je dus een kind dat steeds de benen neemt, dan kan het geen kwaad om het af en toe gedwongen bij je te houden. Zeker op hele drukke plekken, of als er bijvoorbeeld overgestoken moet worden. Want vrijheid geven is goed, maar er moeten ook geen ongelukken gebeuren.
Lees ook: Slaapproblemen? Gewoon opsluiten dat kind!
Vala van den Boomen (41 jaar) heeft drie kinderen: een zoon van 12, die autisme heeft, en twee dochters van 10 en 6 jaar, die de chronische aandoening EDS hebben, net als zijzelf. Ze is getrouwd met Mario en werkt als beleidsmedewerker in de Tweede Kamer. De eerste tien jaar van haar moederschap heeft Vala niet geslapen, omdat haar kinderen altijd wakker waren. Die schade probeert ze nu in te halen. En dat is hard nodig, want de puberteit staat voor de deur. Dat brengt weer heel nieuwe uitdagingen met zich mee, dus heeft ze al haar krachten nodig.