Waarom een baby hebben peanuts is (in vergelijking met een peuter)
Toen mijn Terrorist nr. 1 net geboren was, vond ik het vaak een onmogelijke opgave, zo’n baby hebben. Dat zo’n klein wezentje, zó moeilijk te onderhouden zou zijn, dat had ik niet zien aankomen. Vaak genoeg keek reikhalzend uit naar het moment dat mijn hulpeloze, huilende en projectielpoepende baby eindelijk de zo gedroomde peuter zou zijn. Die peuter, die van alles zelf kon, waarmee ik kon praten en die ik niet meer constant achter z’n kont aan hoefde te lopen. Inmiddels weet ik wel beter. Want echt, een baby, dat stelt niks voor in vergelijking met een peuter. Omdat:
Lees ook: 23 Dingen waardoor peuters totaal beledigd raken.
- Peuters kunnen lopen en baby’s niet. Dat lijkt handig, maar niets is minder waar. Een baby kun je namelijk op een kleedje neerleggen, een kop koffie gaan zetten en een boterham gaan smeren en als je dan terugkomt, ligt ‘ie er nog steeds. Niet het geval met een peuter. Je draait je één seconde om en de peuter is spoorloos verdwenen. Wat nooit een goed teken is.
- Peuters kunnen praten (nou ja, soort van) en baby’s niet. Je realiseert het je niet als je kind nog een baby is, maar dat is dus echt heerlijk rustig. Vooral omdat een baby het woord ‘Nee’ nog niet kent en dat waarschijnlijk het eerste (en sowieso meest gebruikte) woord in het vocabulaire van je peuter wordt.
- Peuters geen slaapjes meer doen (of in ieder geval pas na dagelijks drie uur durend hevig verzet). Ik wilde dat ik me dat had gerealiseerd op die zalige momenten dat ik mijn babyzoon nog drie keer per dag een uur zonder tegensputteren in bed kon leggen en vervolgens zelf een uur met een cappuccino kon gaan zitten Facebooken. Heb je eenmaal een peuter, dan kun je je status pas weer updaten na 20.00 uur ‘s avonds en is je koffie altijd koud.
- Baby’s hun eigen luier niet uit kunnen trekken. En er dientengevolge dus geen sport van kunnen maken om ‘s ochtends commandostijl de spijltjes van hun ledikant te verven met hun eigen poep.
- Peuters de dag niet meer door komen op alleen melk. Maar ze tegelijkertijd niks lusten en je je dus iedere avond aan tafel, tussen het smeken en het gesmijt met worteltjes en broccoli door, afvraagt waarom je niet meer hebt genoten van de tijd dat je kind nog zielsgelukkig werd van zo’n lauwwarme fles die hij in 10 minuten geïnhaleerd had (waarna jij weer kon gaan Facebooken).
- Baby’s niet kunnen staan. En ze kunnen dus ook niet proberen uit hun wiegje te klimmen als ze geen zin hebben om te slapen. In de tijd dat mijn Terrorist nr. 1 de tegenwoordigheid van geest had gekregen dat dat ledikant dus geen onbreekbare vesting was waar hij niet uit kon, heb ik meermaals overwogen er een deksel met luchtgaten op te timmeren. En, in het holst van de nacht, als ik mijn peuter weer eens plat op zijn gezicht jankend naast zijn ledikant aantrof, met weemoed terug gedacht aan de tijd dat hij niet veel anders kon dan als een soort immobiele rolmops in zijn wiegje wachten tot ik hem kwam bevrijden.
- Babypoep niet stinkt alsof er ergens in huis een kernreactor is afgegaan. Echt, babymelkpoep ruikt naar roosjes, in vergelijking met de geuren die uit de luiers van een 2-jarige opstijgen. Zo ruikt zelfs je man niet na een avond zwaar tafelen en bieren bij de Gauchos voor een vrijgezellenfeest.
- Een peuter op een gegeven moment door krijgt dat hij opponeerbare duimen heeft en dus van alles met die handjes kan. Zoals de voordeur openmaken en er in een onbewaakt ogenblik (die ene seconde dus) vandoor kan gaan, wat je pas door hebt als hij al drie straten verderop is. Of de keukenkastjes opentrekken en ALLES eruit halen. Waarna de lol eraf is en jij met de ravage zit.
- Baby’s niet weten wat televisie is en dus niet van ‘s ochtends vroeg tot ‘s avonds laat gaan zeuren om de Troetelbeertjes of Bumba. Ze kijken namelijk net zo lief naar Making a Murderer of Bloodline, dus er is in dat eerste jaar nooit ruzie om de afstandsbediening.
- Baby’s weliswaar misschien veel huilen, maar niet omdat ze een woeste, schuimbekkende driftbui hebben en van mening zijn dat jij (en daarmee intrinsiek het universum) ze in de steek gelaten hebt, omdat je hun wens om dat een derde koekje niet hebt ingewilligd.
- Baby’s je niet overal mee willen ‘helpen’. En op zich is het natuurlijk bijzonder lief dat een peuter zijn assistentie aanbiedt bij het wegwerken van de was, ware het niet dat je er dan gewoon twee keer zo lang mee bezig bent, omdat je het aanbod pedagogisch gezien natuurlijk gewoon niet kunt afslaan en je vervolgens ‘s avonds, als de peuter trots naar bed is gegaan, die hele wasmand opnieuw kunt gaan vouwen (en helft ervan trouwens meteen weer in de wasmachine kunt gooien ivm pindakaashandjesvlekken), aangezien jouw definitie van ‘opvouwen’ toch wat anders is dan ‘als een balletje in elkaar proppen’.
- Peuters geen tijd meer hebben om een hele middag lekker op de bank met mama te knuffelen, omdat ze anders die overvolle to-do list van alle bovenstaande punten gewoon niet weggewerkt krijgen. En het jammere is dat je dat niet weet als je weer eens een hele dag met zo’n lekkere warme slapende baby op je borst op de bank ligt en denkt dat de muren op je af komen. Want had je er toen maar wat meer van genoten.
Lees ook: Hoe mijn huilbaby me een klein trauma bezorgde.
Vala van den Boomen (41 jaar) heeft drie kinderen: een zoon van 12, die autisme heeft, en twee dochters van 10 en 6 jaar, die de chronische aandoening EDS hebben, net als zijzelf. Ze is getrouwd met Mario en werkt als beleidsmedewerker in de Tweede Kamer. De eerste tien jaar van haar moederschap heeft Vala niet geslapen, omdat haar kinderen altijd wakker waren. Die schade probeert ze nu in te halen. En dat is hard nodig, want de puberteit staat voor de deur. Dat brengt weer heel nieuwe uitdagingen met zich mee, dus heeft ze al haar krachten nodig.