Waarom angst voor de bevalling niet nodig is

24.10.2022 18:00
angst bevalling


Hartstikke leuk hoor, zo’n baby krijgen. Maar tegen de bevalling zien veel vrouwen nogal op. Vala had er in ieder geval niet veel zin in. Dat kind moest maar gewoon voor altijd blijven zitten!

Ik ben heel slecht in bevallen. Echt heel slecht. Zwangeren, dat gaat me redelijk af. De eerste drie maanden ben ik strontchagrijnig, maar daar heb ik zelf weinig last van en daarna valt het eigenlijk alleszins mee. Ik kom niet vreselijk veel aan, hang geen negen maanden kotsend over de pot en op een beetje bekkeninstabiliteit na, heeft mijn lijf alledrie de zwangerschappen zonder al te grote kleerscheuren doorstaan. Daar ben ik dankbaar voor, want het kan ook anders. Ik heb het gezien bij vriendinnen, die er binnen twee maanden uitzagen als een uit de kluiten gewassen bowlingbal en zich helemaal binnenstebuiten braakten van hormonale ellende. En dan zijn het negen hele lange maanden. Dat is mij gelukkig bespaard gebleven, maar bevallen, daar zal ik toch mijn beroep maar niet van maken.

Lees ook: 17 dingen die je écht niet moet zeggen tegen een vrouw die gaat bevallen.

Op zich was ik best blij toen ik de eerste keer over zo’n staafje gepiest had en er zo’n gezellig blauw plusje verscheen. De vreugde was echter van korte duur, toen ik me, nog zittend op de pot met die natte Predictor op mijn blote knieën, realiseerde dat wat er nu daarbinnen zat, er op een gegeven moment ook weer uit moest. En dat dat hoogstwaarschijnlijk niet zo makkelijk zou gaan als het erin was gekomen.

Eigenlijk vind ik het gewoon geen goede deal dat dat zo moet. Daar had Moeder Natuur toch best iets anders op kunnen verzinnen. Maar goed, die eerste maanden steek je gewoon je kop in het zand en probeer je niet teveel naar je onderkant te kijken, zodat je niet te vaak aan het naderend onheil herinnerd wordt. Dat je darmen binnen een maand zo erg opzetten dat je sowieso niet meer verder naar beneden kunt kijken dan je navel, is dan een prettige bijkomstigheid.

Maar toen dat buikje na zes maanden toch echt een beetje begon te groeien en ik mijn eerste zwangerschapsklasje had gevolgd, kon ik niet meer om de harde waarheid heen. Vooral niet na een nogal expliciete video van een volgroeide baby, die in vol ornaat door het geboortekanaal geperst werd. Het serene liftmuziekje dat eronder gemonteerd stond, had op mijn echtgenoot gek genoeg een bijzonder rustgevend effect, maar ikzelf werd er alleen maar hysterisch van. Terwijl ik vol afschuw keek hoe de moeder op de video zichzelf glimlachend opende als een lotusbloem, klopte hij me geruststellend op mijn arm. “Komt hé-le-maal goed,” zei hij vrolijk, “zie je, het valt best mee”. Ik heb er even over gedacht hem te wurgen met het voedingskussen dat ons ter demonstratie was uitgereikt, maar uiteindelijk ben ik maar gewoon weggelopen, hem verbijsterd tussen de dikke buiken achterlatend.

Nadat hij me op straat had ingehaald, heb ik een hysterische hormonale schreeuwsessie gehouden voor de Starbucks. “Ik doe het niet!” krijste ik dramatisch, “Ik ga het gewoon niet doen!”. Verbouwereerd staarde de vader van mijn kind in wording naar mijn buik. “Maar”, was zijn zwak verweer, “hij moet er toch uit, lieverd”. “Nee!”, was mijn antwoord, compleet met ‘talk to the hand’ gebaar, “Hij blijft maar lekker zitten. Maar echt niet dat ik dát (met priemende vinger gericht op de voordeur van het zwangerschapscentrum), ga doen. En, by the way, het is ook allemaal jouw schuld!”. Tja, wat moet je daar als man nou tegenin brengen? Hij boog dus maar zijn hoofd en ging een cafeïnevrije mochaccino voor me halen.

Toen de bevalling zich dan uiteindelijk, 10 dagen te laat (uit pure angst heb ik het maar opgehouden), aandiende, werd het een marathonbaring. Pas na 50 lange uren van zweten, mopperen en schelden, kon ik mijn zoon in mijn armen sluiten. “Ik heb nog een appeltje te schillen met dat kind, als hij eruit komt!” heb ik in the heat of the moment tegen mijn man geschreeuwd. “Als je maar niet denkt dat wij ooit nog seks hebben!”. Hij was dan ook enigszins in de war toen ik na de bevalling gelukzalig glimlachend mompelde: “Nou, dat viel best mee, hè?”. De bevalling van de tweede werd bijna net zo’n gebed zonder einde, dus ik heb daarna moeten constateren dat ik gewoon geen geboren baarster ben. Je hebt van die vrouwen waarbij het nageslacht moeiteloos de wereld in glijdt, maar ik ben duidelijk geen oermoeder. Ik kan niet baren zonder slag of stoot.

Maar, als ik het kan, kan jij het ook. Want ik ben de ultieme controlefreak, met een pijngrens van een natte krant. Kortom, als ik 50 uur kan baren, zonder tragisch ten onder te gaan, moet elke vrouw het kunnen. Dus, zie je stiekem een beetje op tegen die bevalling? Kost het je moeite om niet en plein public te gaan staan verkondigen dat je dat kind wel altijd binnen houdt? Denk dan even aan mij en dat ik ook nog leef. Want ik ben echt een enorm watje en toch heb ik al die kinderen er zelf uitgewerkt. Dus, om maar met een bepaald manspersoon te spreken: komt hé-le-maal goed.

Ontdek alles over zwanger worden, zwanger zijn, je bevalling en de eerste periode na de geboorte van je kindje op Baby op komst. Door verloskundigen, voor jou.