Grrrrrr… Moeten we nou alweer naar de caravan?
Kamperen is niet echt Barbara’s hobby. Toch heeft ze een caravan op Bakkum. En dat doet pijn, want de laptop kan niet eens mee, en ze verkopen er geen buffelmozzarella of gekoelde sancerre. Helaas is thuisblijven ook geen optie…
Tot een uur of 9 gaat het ongeveer goed, thuiszitten met twee kinderen. Maar daarna begint de ellende. De een gaat de ander slaan, waarop de ander terugslaat, waarop die weer speelgoed van de ander van de trap af flikkert, of van het balkon de straat op, en dan komt er een moment dat iedereen huilt en slaat, inclusief ondergetekende.
Dan zit er maar één ding op: nú meteen naar buiten.
Drie uur op de trampoline
Daarom hebben wij een caravan, op een grote camping, vlakbij het strand. Nooit gedacht ooit zoiets te bezitten, en zelfs leuk te vinden, maar het leven neemt nou eenmaal onverwachte vormen aan als je kinderen krijgt.
Dus van de lente tot de herfst pakken wij op vrijdagavond onze tassen, genieten op zaterdagochtend nog heel even van de warme douche, de wasmachine, de koelkast en onze geparfumeerde oksels, en tegen de tijd dat het Playmobil piratenschip van het balkon af dreigt te worden gegooid, rijdt Thomas de auto voor en racen we naar de camping.
En ik moet toegeven: daar gaat alles weer goed. Morris (2) staat er drie uur op de trampoline, valt in een diepe slaap, en gaat dan weer drie uur op de trampoline staan. En Felix (8) fietst er hele camping over, op zoek naar zijn vriendjes, haalt verse croissantjes, bouwt (of sloopt) zandkastelen terwijl wij de krant lezen, een wijntje drinken aan het strand en proberen niet te veel naar onze laptops te verlangen (we hebben er geen stroom).
Frikadellen
Ik moet er wel wat voor over hebben. Waar ik in Amsterdam naar de supergrote Albert Heijn ga, en nog even langs het olijvenmannetje en de toko, hebben ze hier een Spar waar ze geen verse basilicum of buffelmozzarella in hun assortiment hebben, een friettent waar ze ook plofkip verkopen en een echte, ouderwetse snackbar met frikadellen en satésaus.
Niet helemaal mijn omgeving.
Mijn gewone kleren kan ik daar ook thuislaten. Ik draag er een gekke vormeloze bloemetjesjurk, die twee dagen lang dienst doet als theedoek, zakdoek en billendoekje en die dus aan het einde van het weekeinde onder de snot en andere vlekken zit. Daarnaast houdt de batterij van mijn iPhone het net 2 dagen uit, als ik ‘m niet te veel aanraak en begin ik ook rond die tijd dringend behoefte te hebben aan een warme douche en schone kleren. Dus tegen het einde van de zondagmiddag rijden we altijd een beetje opgelucht weer naar huis.
Hotel Waldorf
Daar wacht ons een hele berg werk: de koelkast is leeg (kan niet met een naderende maandagochtend waarop broodtrommels gevuld moeten worden), overal staan tassen met vuile was die we mee terug hebben gesjouwd, de gewone was moet nog gedaan worden, de papierbak, de glasbak, mailtjes lezen, facebookaccounts bijwerken, nog een columnpje tikken – echt niet leuk meer!
Doodmoe ben ik op maandagochtend.
Elke week weer vragen we ons dus weer af: heeft het nog zin, die caravan? En dan rekenen we uit wat het allemaal wel niet kost en hoeveel dagen zijn we er nou, want soms kunnen we een heel weekend niet, en dan zeggen we tegen elkaar: voor dat geld kunnen we ook af en toe een huisje huren of in het Waldorf Hotel logeren! Maar een week later is het weer zaterdagmorgen, en dreigt er een slaande ruzie om een kapotgemaakt speelgoedje, en dan weten we niet hoe snel we weer naar de camping moeten rijden.
Lekker, in mijn bloemetjesjurk plofkip eten.
Foto: Thinkstock.