Ode aan alle crècheleidsters

31.08.2016 18:30
crecheleidsters


Mariëtte vindt het maar knap: de HELE DAG tussen krijsende baby’s en driftige peuters. Daarom een ode aan alle crècheleidsters.

Lees ook: Wat vinden jullie: alle peuters naar de kinderopvang

Ik geef toe: in het begin had ik mijn bedenkingen. Niets persoonlijks, de meiden die op werkdagen voor zoon Casper (toen 12 weken) zouden zorgen waren stuk voor stuk hartstikke lief, maar jeetje, sommige leken hooguit zestien en bovendien achtte ik geen van hen in staat te voldoen aan de noden van mijn zoon, van wie ik zelf nog maar net doorhad hoe hij functioneerde. Want huiltje 1 betekende honger, huiltje 2 dat daarvan amper te onderscheiden was bedoeld om aan te geven dat er een luier vervangen diende te worden en dat vertoonde dan weer veel overeenkomsten met huiltje 3 wat zoiets inhield als ‘ik weet het ook niet, maar ik denk dat ik me verveel’. Niet te verwarren met huiltje 4. Als dat klonk wenste Casper in bed te worden gelegd. Een deel van mijn zorgen kwam voort uit het feit dat het wellicht klinkt alsof ik deze huiltjes zelf allemaal blind kon lezen, maar dat kon ik dus niet. Want eigenlijk was ik zelf ook niet heel goed in herken-het-huiltje, waardoor ik vreesde dat het de crècheleidsters al helemaal niet zou lukken om uit te vinden waar Casper op welk moment behoefte aan had. Vooral niet omdat er nog tien baby’s en dreumesen om hun aandacht huilden/ schreeuwden/ jengelden en aangezien ik het in de huiselijke één-op-één situatie al een uitdaging vond om aan al Caspers noden te voldoen, kon ik me niet voorstellen dat een mens in staat zou zijn meerdere kinderen tegelijk in leven en gelukkig te houden.

Maar dat konden ze dus wel, die crècheleidsters. En hoe. Onvermoeibaar sjouwden ze met Casper rond, verplaatsten hem van schommel naar box naar kleed naar bed – net waar-ie zin in had, en dat wisten ze dan ook echt in plaats van dat ze maar wat gokten -, kregen hem zover dat hij twee, drie uur sliep en deden mij aan het einde van de dag ook nog wat goeie tips aan de hand tegen krampjes (iemand weleens een hydrofielluier in de magnetron gelegd? Ik na die tijd wel.)

Ik vind het een mirakel. Ik vind andermans kinderen best leuk, daar niet van, maar daar blijft het dan wel zo’n beetje bij. Uitvinden waarom ze huilen vind ik niet te doen en poepluiers zijn sowieso vies maar helemaal als het niet je eigen kind is. Tevens beschouw ik het als knap als een kind-van-een-kennis kan rollen, lopen, fietsen of zwemmen, maar om nou te zeggen dat mijn hart er echt veel sneller van gaat slaan… Mwah. De crècheleidster waren echter minstens zo euforisch als ik toen Casper kon schaterlachen en mama zei (en later zelfs hun namen, toen ging zo’n beetje de vlag uit) en toen hij kon staan maakten ze foto’s die ze aan het einde van de dag trots aan mij showden. En echt niet dat Casper toevallig hun lievelingetje is ofzo, ze zijn echt oprecht heel dol op al die baby’s en dreumesen in de groep, met al hun kleinere en grotere mijlpalen en al hun kleinere en grotere verdrietjes, zeur-dingetjes, driftbuien en baaldagen.

Heel eerlijk: op die baaldagen van mijn eigen kind, vind ik het helemaal niet erg om met een kopje koffie ergens achter een bureau te zitten. In stilte. Waar ik niet eindeloos hoef te proberen een minuscuul hapje broccoli in een onwillige éénjarige te krijgen of talloze flesjes hoef te fabriceren. Waar ik ook weleens een halve minuut uit het raam kan kijken zonder dat de ene dreumes de andere de hersens heeft ingeslagen met een houten nijntjepop. Dat gaat dus mooi niet als je crècheleidster bent. Er is er namelijk altijd wel eentje die krijsend je aandacht opeist (althans, dat stel ik mij zo voor, aangezien het bij mij thuis wel zo gaat) en in plaats van zuchtend en rollend met je ogen toch maar weer dat zesentachtigste troostrondje te gaan lopen, moet je nog uiterst geduldig en extreem blij blijven ook. Zonder dat je in geval van gezeur en driftbuien kunt terugvallen op zoiets pedagogisch totaal onverantwoords als de iPad. Zou mij nooit lukken.

Daarom pleit ik voor een standbeeld, bij voorkeur vandaag nog. Een standbeeld voor al die lieve vrouwen – en die enkele man – die het elke dag oprecht leuk vinden om te spelen voor babyfluisteraar, peuter-mediator, billenschoonmaker, groente-eet-coach en mijlpaal-cheerleader. Die eindeloos knuffelen en troosten, die begrijpen dat ze andermans goud in handen hebben en daarvoor zorgen alsof het hun eigen goud is en die niet stampend de deur achter zich dichttrekken als de hele groep een collectieve huildag heeft. Die moeders als ik in staat stellen achter dat bureau te zitten. Met dat kopje koffie. Hulde.

Lees ook: Waarom mijn ontslag mijn redding wordt