Waarom we echt niet jaloers hoeven te zijn op de Zweedse kinderopvang!
Femke wordt er een beetje moe van: van die berichten dat de Nederlandse kinderopvang allemaal zo belabberd is en dat we eens naar onze noorderburen zouden moeten kijken. Want: in Zweden is het pas echt goed geregeld. Daar krijg je hup een jaar zwangerschaps/bevallings/zorgverlof en daarna kun je je kinderen vijf dagen per week naar de kinderopvang brengen en dat wordt gewoon allemaal door de staat betaald. Moeten wij nu echt jaloers zijn op de Zweden? Of moeten we gewoon stoppen met ons gezeur?
Vorige week vrijdag las ik een opiniestuk in NRC waarin Jennifer Pettersson (een van origine Zweedse moeder, woont nu in Nederland) kritisch keek naar hoe ons zwangerschapsverlof en de opvang voor kinderen hier geregeld is. Uit onderzoek van het CPB was gebleken dat Nederlandse vrouwen kampen met een opgejaagd gevoel en volgens haar heeft dat te maken met het feit dat we te kort verlof hebben als we een kind krijgen, dat de opvang slecht en duur is en dat we op de basisscholen ook nog eens belachelijk vaak moeten meehelpen omdat scholen niet eens geld hebben om een schoonmaakster te betalen voor de grote schoonmaak.
Het mag duidelijk zijn dat Pettersson komt uit het land van melk en honing. Tenminste, zo wordt er in Nederland vaak gesproken over Zweden. Want daar krijg je fokking 480 dagen betaald ouderschapsverlof (te verdelen onder vader en moeder) nadat je het leven hebt geschonken aan een kind. Bovendien is het kinderdagverblijf heel wat meer dan een kinderdagverblijf, want het is eigenlijk een voorschool en kinderen worden er begeleid door universitair geschoolde juffies. Allemaal gratis, hè! De staat betaalt vijf dagen per week. En als je kind dan naar school gaat, komt ‘ie in een klas met slechts vijftien leerlingen en drie juffen en nooit dat je als ouder eerder uit je werk hoeft te komen om luizen te pluizen. Dat doen ze daar lekker zelf.
Ik schrijf het nu allemaal een beetje minnetjes op, dat weet ik, maar in feite word ik er natuurlijk strontjaloers van als ik dit soort berichten lees. Al denk ik wel: waar halen ze in Zweden het geld vandaan? Mijn god, dat kost nogal wat. Maar goed, dat is politiek en verdeling van budgetten en wie weet zou je het zo kunnen draaien dat het in Nederland ook zo zou kunnen gaan als bij onze noorderburen. Maar willen we dat? Dat is de vraag. Is het land van melk en honing ook daadwerkelijk gevuld met melk en honing? Ik ging er eens op Googelen en stuitte op dit stuk in de Volkskrant. Het werd alweer een tijdje geleden geschreven, maar de boodschap staat nog overeind: er zit ook een andere kant aan het Zweedse model.
De meeste ouders in Zweden verdelen het ouderschapsverlof niet. Ook in Zweden lopen je kansen op de arbeidsmarkt terug als je er lange tijd uitgaat, dus wie neemt het verlof op: de vrouw! Zodat de man er geen last van heeft. Maar die vrouw is ook niet gek, dus zij baart zeker geen drie of vier kinderen, want dan ben je zo vijf jaar verder. Een systeem waarin één iemand thuisblijft en één iemand werkt, bestaat in Zweden niet. Daarvoor is het leven te duur. Kinderen gaan uiteindelijk allemaal sowieso naar de kinderopvang (voorschool). Vijf dagen per week, tien tot twaalf uur per dag. Daar heb je geen keuze in. Al zou je willen. Bovendien zijn al die universitair geschoolde leidsters allemaal behoorlijk duur, waardoor de belastingen in Zweden bizar hoog zijn. Zweden schijnen best aardig te verdienen, maar netto blijft er niet zo heel veel over. Zoals journalist Noor Keverling Buisman terecht zegt: “Laten wij als Nederlanders trots zijn op onze eigen samenleving en blijven streven naar een verbetering van de kwaliteit in de opvang van kinderen, zonder dat dit ten koste gaat van andere normen, waarden en keuzes, waar in Nederland waarde aan wordt gehecht. Leren van elkaar en blijven werken aan de ontwikkeling van de pedagogiek in de kinderopvang maken daar onlosmakelijk deel van uit. Het gras bij de buren lijkt altijd groener, tot je de mest ruikt waar dat gras op groeit.”
Jaren later verscheen in NRC een stuk van Wendy Schouten die op dat moment in Zweden woonde en die schreef over de mindere kanten van het Zweedse kinderopvangsysteem. Een paar dingen, die misschien niet eens pertinent erg zijn, maar opvallend genoeg om te vermelden: als moeder met een kind van vijf ben je ’s ochtends in de supermarkt een rariteit tussen de bouwvakkers en zakenvrouwen die hun ontbijt komen halen. Ouders treffen elkaar niet meer op het schoolplein, maar hebben slechts contact op ouderavonden. Daar wordt dan uren achtereen gepraat over ruzies of discussies tussen kinderen die zich ergens hebben afgespeeld maar waar niemand, juf of meester incluis, meer de vinger op kan leggen. Daarnaast blijken ouders steeds onzekerder te worden over hun opvoedingsskills, omdat ze amper tijd doorbrengen met hun kinderen. ‘Deug ik als ouder?’, kopte de Stockholm City al eens. De staat stuurt die ouders dan op opvoedcursus, dat dan weer wel. Maar met simpele richtlijnen als: beloon goed gedrag en negeer slecht gedrag, komt men er niet uit. Dat er ook wel eens iemand denkt: man, het is best veel, dat keiharde gewerk en die kinderen die altijd op de opvang zitten, mag niet uitgesproken worden, volgens Schouten. “Slechts een enkeling fluistert zachtjes: “Ja, je zou eigenlijk meer zelf voor je kind moeten kunnen zorgen.” Alsof niemand dat mag horen. (…) Het Zweedse model laat ons haarfijn zien welke grenzen er zitten aan het faciliteren van betaalde arbeid door ouders buitenshuis. Inderdaad, als Nederlander kom je niet goed toe aan twee fulltime banen per gezin, maar als Zweed kom je niet meer toe aan je partner en je kinderen. Je kunt je afvragen wat erger is.”
Lees ook: Leve het kinderdagverblijf (en wat onze kinderen leren van hun surrogaatmoeders)