Waarom ik toch weer hoopvol ben over de wereld waarin mijn kinderen opgroeien

16.03.2017 12:04


Gisteren stemde Nederland voor een nieuw kabinet. Gevreesd werd dat de haat en de verdeeldheid zou regeren. Vala maakte zich dan ook ernstig zorgen. Want dat is niet de wereld waarin ze haar kinderen wil laten opgroeien.

Ik heb mijn moederhart behoorlijk vast gehouden. Toen Donald Trump de slag om het Witte Huis won, vreesde ik met grote vrezen. Vreesde ik dat we enkele maanden later een soortgelijke haatzaaiende populist aan het Nederlandse roer zouden hebben. Je zag ons land namelijk voor je ogen harder worden. Harder, bozer, onverdraagzamer. Niet alleen op politiek niveau, maar ook gewoon om je heen, op straat. Mensen die elkaar weliswaar passeerden, maar elkaar gewoon niet meer zágen. Verzonken waren in hun eigen wereld. Een wereld vol angst en haat en onvrede. Ik herkende die wereld eigenlijk niet meer. Omdat het niet mijn wereld was. Niet de wereld waarop ik mijn kinderen heb willen brengen. En waarvan ik me steeds vaker af ging vragen of ik daar dus eigenlijk wel goed aan had gedaan.

Lees ook: Moeders, trek die koppen uit het zand! En kijk naar het Journaal.

De afgelopen maanden, jaren hebben mijn kinderen namelijk een wereld gezien vol tranen, woede en ontgoocheling. En begrepen ze het niet. “Mama, waarom schieten die meneren?” vroeg mijn 6-jarige zoon, zijn hemelsblauwe kijkers verwonderd naar mij opgericht als er weer eens nieuws was over een aanslag. En dan had ik geen woorden. Want ja, waarom? Waarom, in vredesnaam? Wat zeg je tegen je 4-jarige dochter als ze op straat de term ‘kut-Marokkanen’ hoort vallen? Als ze ziet hoe mensen elkaar naar het leven staan, alleen omdat ze niet dezelfde achtergrond hebben? Hoe leg je je kinderen uit dat dit dus de wereld is waarin zij leven? Ik wist het op een gegeven moment gewoon echt niet meer.

Mijn kinderen zijn nog jong. Ik wil dat zij geloven in sprookjes. In Harry Potter, Alice in Wonderland en hun eigen fantasieën. En vooral: in de goedheid van de wereld. Ik wil mijn kinderen ‘s avonds welterusten kussen in de wetenschap dat zij vertrouwen hebben in de plek waarop ik hen heb neergezet. Het was mijn keus ze het leven te geven en met heel mijn hart wens ik hen een veilig leven. Een mooi leven, een liefdevol bestaan. Misschien vergis ik mij, maar ik kan me niet herinneren dat ik op moest groeien in de wetenschap dat mensen helemaal niet lief zijn voor elkaar. Ik ben opgegroeid met Lego, Paulus de Boskabouter en Meneer de Uil. Met beukennootjes verzamelen in het bos, verhaaltjes lezen bij de kachel. En met het idee dat het land waarin zij leven een fijne plek is, omdat we zorgen voor elkaar. Het samen doen. Ik gun mijn kinderen dat ook, de geborgenheid, het grenzeloos vertrouwen, dat ik zelf ook heb gehad. Maar de laatste tijd wist ik niet meer of ik ze dat nog wel kon geven. Want het begon er ernstig op te lijken dan we in dat land niet meer leven. En wat miste ik dat land.

Daarom was ik bang voor de wereld die ik vanmorgen bij het wakker worden aan zou treffen. Bang dat Nederland het opgegeven zou hebben en nu daadwerkelijk bewust voor haat zou hebben gekozen. Maar gelukkig bleek die angst toch niet gegrond. Want vanmorgen bleek dat nog veel meer mensen dat land hebben gemist. Dat nog veel meer mensen dat land terug willen. Dat land waarin we het samen willen doen. Dat land waarin we weliswaar op vele fronten van mening verschillen, maar ons daar niet door laten verdelen. Dat Nederland dus gelukkig nog steeds Nederland is. Een land waarin we praten over onze verschillen en er samen uit proberen te komen. Waarin dat bepaald niet altijd makkelijk is, maar we ons daar niet door uit het veld laten slaan. Omdat we weten dat haat dus níet, nooit mag regeren. Omdat we weten dat we, zoals altijd, sámen sterker staan. Hoe verschillend we ook zijn. Want één voor allen, allen voor één, dat was, is en zal altijd zijn: Nederland. En in dát land wil ik mijn kinderen graag laten opgroeien.

Lees ook: Waarom het internet van ouders geen leukere mensen maakt.