Toen mijn kinderen niet naar huis mochten omdat er een terrorist rondliep
Het lijkt altijd een ver van je bed show, iets dat ver weg gebeurt. Maar gisteren kreeg Vala opeens het bericht dat de scholen van haar kinderen in ‘lockdown’ gingen, omdat er een aanslag was geweest en de dader nog vrij rondliep. En dan komt het opeens toch wel heel dichtbij.
Ik zit in de trein, onderweg van Utrecht, waar ik woon, naar Den Haag, als mijn telefoon gaat. “Heb je het gehoord?” klinkt de stem van mijn ex-man, de vader van mijn twee oudsten, aan de andere kant van de lijn, “Er is een aanslag geweest, ik zit vast op kantoor, we mogen niet weg.” Nee, ik had het nog niet gehoord. Ik zat uit het treinraam te staren, me afvragend of na weken van regen de zon eindelijk weer eens zou gaan schijnen vandaag. Maar nu wordt alles opeens donker. Voordat ik kan vragen of hij iets weet over de kinderen, die beiden in Utrecht op school zitten, trilt mijn telefoon op nieuw: een bericht van de juf van mijn zoon. ‘We hebben de school dicht gedaan, de kinderen blijven tot nader order binnen. Ramen en deuren worden gesloten.’ Een mail van de school van mijn dochter: ‘Door de omstandigheden in de stad houden wij de kinderen binnen. U wordt verzocht zelf ook niet de straat op te gaan.’ Godverdomme. Wat gebeurt hier? Ik zit in de trein! Laat me eruit! Angst maakt zich van mij meester. Dit soort dingen leken altijd zo ver weg. Maar nu komt het opeens heel erg dichtbij.
Wat als ik ze niet meer terugzie?
Mijn kinderen zitten opgesloten op school en ik zit in de trein, die mij steeds verder van hen vandaan brengt. Eenmaal op station Den Haag draai ik nerveus om mijn as. Ook hier zie ik overal politie. Het is alsof de wereld om me heen opeens begint te draaien, steeds sneller, en ik krijg het gevoel alsof mijn keel wordt dichtgeknepen. Ik loop naar buiten en adem de koude regenlucht in, probeer mezelf te kalmeren. Doe rustig, zeg ik tegen mezelf, doe normaal. Er overkomt ze niks. Dit is voorzorg. De kans dat ze iets overkomt is nihil. Maar dat is het dus: de kans is nihil, maar hij is er wel. Opeens, uit het niets. Opeens zijn wij die mensen. Die mensen uit die stad waar hetgeen gebeurt dat altijd ergens anders gebeurt. Dat wat zo erg is en waar we om de zoveel tijd allemaal weer getuige, maar gelukkig zelf geen onderdeel van zijn, omdat zoiets nou eenmaal alleen anderen gebeurt, maar nooit jouzelf. Mijn kinderen zitten opgesloten op school terwijl er ergens buiten een terrorist met een pistool rondloopt. En ik kan niks. Ik kan ze niet ophalen, ik weet niet hoe het met ze gaat. Ik ben niet eens dichtbij. Ik kan alleen maar denken: godverdomme.
De gedachte dat er iets kan gebeuren met je kinderen, dat ze gevaar lopen, is misschien wel de ergste ooit. Hoewel ik natuurlijk wist dat ze heus niets zou overkomen, dat het allemaal voorzorg was, was de paniek die ik voelde bij het bericht van de lockdown van de scholen overweldigend. Als een golf die me zomaar overspoelde. Er was gevaar en mijn kinderen waren niet bij mij. Ik kon ze niet zelf beschermen. Het enige dat ik kon doen is afwachten. Wachten tot ik mijn kinderen terug zou krijgen. En dan schiet er toch door je hoofd: wat als ik ze niet terugkrijg? Wat als ik een van die ouders word die we inmiddels zo vaak op televisie hebben gezien? Die hun kinderen ’s ochtends met een achteloze kus op school hebben afgeleverd en ze nooit meer terugzien? Die niet hebben geweten dat die achteloze kus de laatste was die ze hen zouden geven? We hebben ze allemaal zo vaak gezien, die ouders. Maar dat jij zomaar ook een van hen zou kunnen worden, daar sta je niet bij stil. Totdat je kind binnen zit en jij met lege handen en een hart vol angst buiten staat.
De langste middag van mijn leven
Als ik thuiskom zitten alledrie mijn kinderen veilig op de bank. In de gang, uit het zicht, haal ik even diep adem en dring mijn tranen terug. Ja, ik weet dat mijn paniek buitenproportioneel was. Maar ik ben een moeder. Mijn kinderen zijn het meest waardevolle wat ik heb. Alleen al het idee dat er iets met hen zou kunnen gebeuren, is genoeg om mijn wereld op zijn grondvesten te doen trillen. Om me te doen beseffen hoe kwetsbaar alles is. Wij waren het ook dit keer weer niet, maar heel dichtbij ons zijn er mensen die hun dierbaren wel zijn kwijtgeraakt. En wij hadden het dit keer net zo goed wel kunnen zijn. Ik ben mijn kinderen een middag kwijt geweest en het was misschien wel de langste middag van mijn leven. Want iedere minuut dat je niet weet of je je kinderen nog wel terug zult zien duurt een eeuwigheid.
Vanmorgen zaten we met z’n allen aan het ontbijt. Terwijl er niet ver bij ons vandaan gezinnen zijn die nu geamputeerd zijn. Die nooit meer samen aan het ontbijt zullen kunnen zitten. Die gisterochtend nog met z’n allen waren en nu opeens niet meer. Ik kus mijn kinderen en breng ze naar school. Laat ze, zoals elke dag, weer gaan. Omdat er niks anders op zit. En omdat er, natuurlijk, ook vandaag weer niks met ze zal gebeuren. Maar toch was mijn kus bij het afscheid vandaag minder achteloos. Je weet niet wat je hebt totdat je het kwijt bent. En godzijdank ben ik het ook gisteren weer niet kwijtgeraakt. Maar heel even voelde ik een heel, heel klein beetje hoe het moet zijn als dat je wel overkomt. En dus kan ik niet anders dan wat ik heb, even heel erg stevig vasthouden.
LEES OOK: Embryo klaagt abortuskliniek aan – en hoe dat illustreert dat vrouwen in gevaar zijn.
Vala van den Boomen (41 jaar) heeft drie kinderen: een zoon van 12, die autisme heeft, en twee dochters van 10 en 6 jaar, die de chronische aandoening EDS hebben, net als zijzelf. Ze is getrouwd met Mario en werkt als beleidsmedewerker in de Tweede Kamer. De eerste tien jaar van haar moederschap heeft Vala niet geslapen, omdat haar kinderen altijd wakker waren. Die schade probeert ze nu in te halen. En dat is hard nodig, want de puberteit staat voor de deur. Dat brengt weer heel nieuwe uitdagingen met zich mee, dus heeft ze al haar krachten nodig.