Waarom ik de overgang van één naar twee kinderen veel heftiger vond dan van geen naar één
Als je voor het eerst een kind krijgt is dat, op z’n zachtst gezegd, even wennen. Je hele leven verandert, je moet een nieuw ritme vinden en dat kost tijd. Maar bij de tweede, dan gaat alles van een leien dakje. Je hebt ’t tenslotte allemaal al een keer gedaan. Toch? Vala vond dat dus wel tegenvallen.
Toen ik zwanger was van mijn eerste kind heb ik me negen maanden lang schrap gezet. Ik had namelijk overal gehoord en gelezen dat het een schok van wereldformaat zou zijn, zo’n kind. Dat we compleet van onze sokken geblazen zouden worden door de impact van het ouderschap en dat we ons hele leven opnieuw zouden moeten uitvinden. Ik had me dus voorbereid op het ergste en was er vanuit gegaan dat het ons zeker een jaar zou kosten om weer een beetje tot onszelf te komen. En toen was hij er, onze zoon. Was het inderdaad even wennen. Een flinke aanpassing. Waren we (heel) moe, (best wel) onzeker en (enigszins) hysterisch. Maar toch: het viel me alles mee. Ja, het was even zoeken naar een nieuwe modus, ik vergat een paar keer luiers mee te nemen als we weg gingen (en ook een keer mijn zoon) en de seks kwam op een laag pitje te staan. Maar die aardverschuiving die mij voorspeld was? Die heb ik niet gevoeld.
Lees ook: 12 Slechte ideeën die ik had als kersverse moeder.
Vrij snel waren we gewend aan ons nieuwe leven, aan de extra huisgenoot. Ons leven kwam na een kleine stroomversnelling al gauw weer in rustiger vaarwater en kabbelde zo gewoon lekker voort. Dus dachten wij, efficiënt als we waren: laten we meteen maar doorpakken. En diende onze tweede zich aan toen de eerste nog maar anderhalf jaar was. Want, zo redeneerden we, dan hebben we het maar gehad. Die nachtvoedingen en de luiers en de hele babyrataplan. In één moeite jagen we het er doorheen, dan zijn we er vanaf. En het kon dit keer alleen maar nóg makkelijker worden, want we hadden het allemaal al een keer gedaan. We waren veteranen. Maar toen we eenmaal weer in de babyloopgraven lagen, bleek dat we de tweede slag toch niet zo makkelijk gingen winnen. Want die tweede, dat was geen aardverschuiving, maar een alles verzwelgende tsunami. En als ik erop terugkijk vind ik het nog steeds een klein wonder dat we het overleefd hebben.
Zo’n tweede doe je er gewoon bij, was ons idee. En ook wat iedereen beweerde. Nou, dat was dus niet zo. Althans, voor ons in ieder geval niet. Ik vond het ongelooflijk heftig, een tweede kind erbij. Niet zozeer in praktische zin, want die luiers, die flesjes en die slaapjes, dat wist ik nou inderdaad wel. Maar de emotionele impact van die tweede, die had ik danig onderschat. Ik voelde me aan alle kanten tekortschieten. Naar mijn kinderen, naar mijn man en naar mezelf en was mijn hele ritme volledig kwijt. Naar mijn idee zaten er opeens veel te weinig uren in een dag om alles gedaan te krijgen wat er nodig was en kon ik ook nog eens geen van mijn kinderen de aandacht en de liefde geven die ze nodig hadden en verdienden. Plotseling moest ik mezelf in tweeën splijten, althans zo voelde dat, en ik wist simpelweg niet hoe ik dat moest doen. Voelde me schuldig als ik met de baby bezig was, terwijl de dreumes wilde spelen en voelde me vervolgens net zo schuldig als ik de dreumes even snel een boekje voorlas en de baby niet meteen kon troosten als ze huilde. Het was dodelijk vermoeiend en er zijn regelmatig momenten geweest dat ik me afvroeg waar ik in godsnaam aan begonnen was. Dat ik dacht: ik kan dit niet. Het is teveel.
Met één kind ben je een gezinnetje, met twee opeens een bedrijf. Dat was hoe ik het die allereerste tijd ervoer. Eén kind gooi je over je schouder en je gaat gewoon door met je leven zoals dat altijd was. Maar met twee wordt het opeens een soort militaire operatie. Er is nooit meer een moment van rust, opeens sta je altijd, de hele tijd, in dienst van je kinderen. Dat sta je natuurlijk sowieso als je je voortplant en dat is ook helemaal niet erg, maar ik had zo ontzettend het gevoel dat het te weinig was. Dat ík te weinig was. Terwijl ik alles gaf wat er mogelijkerwijs maar in me zat. Nou zal het ook wel uitmaken hoeveel leeftijdsverschil er tussen je kinderen zit, want als je twee hele kleintjes hebt zoals ik destijds, is het ook wel erg arbeidsintensief. Maar ook als er meer tijd tussen had gezeten, denk ik dat ik het nog steeds heftiger had gevonden dan toen ik voor het eerst moeder werd. Een gevoel waardoor ik ontzettend werd verrast. Want ipv die veteraan voelde ik me opeens een onhandige beginner. En het heeft een hele tijd geduurd voor ik weer op mezelf als moeder durfde te vertrouwen.
Het krijgen van een eerste, tweede, derde, vierde kind, het is voor iedereen weer anders. Inmiddels weet ik dat je weinig anders kunt dan het maar gewoon over je heen te laten komen, want hoeveel boekjes je ook leest en wat iedereen je ook vertelt, je weet pas hoe jij het ervaart als je er al midden in zit. Uiteindelijk komt het allemaal wel goed en vind je je modus operandi. Soms duurt het alleen even. Inmiddels heb ik drie kinderen en die derde, die doe ik er dus inderdaad ‘gewoon even bij’, terwijl ik van tevoren juist zo bang was dat het me nu helemáál de kop zou kosten. Nog een vierde dan maar? Nee, laat ik dat maar niet doen. Want misschien dat ik daar niet eens aan ten onder ga, maar de overgang naar samenleven met vier pubers, dat overleef ik denk ik écht niet.
Lees ook: Dingen die je bij je tweede kind dus niet meer gaat doen.
Vala van den Boomen (41 jaar) heeft drie kinderen: een zoon van 12, die autisme heeft, en twee dochters van 10 en 6 jaar, die de chronische aandoening EDS hebben, net als zijzelf. Ze is getrouwd met Mario en werkt als beleidsmedewerker in de Tweede Kamer. De eerste tien jaar van haar moederschap heeft Vala niet geslapen, omdat haar kinderen altijd wakker waren. Die schade probeert ze nu in te halen. En dat is hard nodig, want de puberteit staat voor de deur. Dat brengt weer heel nieuwe uitdagingen met zich mee, dus heeft ze al haar krachten nodig.