Leonieke (31) verloor binnen vier jaar twee kinderen
We vroegen jullie op Facebook welke moeder wel een hart onder de riem kan gebruiken. Aletta mailde ons over haar vriendin Leonieke (31). Zij verloor binnen vier jaar twee kindjes. Tijdens haar eerste zwangerschap bleek na 31 weken dat haar zoontje Mats in haar buik overleden was en tijdens haar derde zwangerschap kwam naar voren dat haar zoontje Syb zo gehandicapt was dat hij na geboorte slechts enkele minuten zou leven. Wil je Leonieke sterkte wensen, laat dan een Facebookbericht voor haar achter!
“Het is nog maar vijf jaar geleden dat ik trouwde. Ik droomde van een gezin. Als leidster op de kinderopvang ben ik altijd bezig met die kleintjes en wat zou er mooier zijn dan een eigen kind in mijn armen houden. Een jaar na ons huwelijk liet ik de pil staan, omdat ik dacht: “Nou, dat zal nog wel even duren”, maar binnen een maand was ik zwanger. Mijn man en ik waren ontzettend blij en ook wel een beetje geschrokken. Dat het zo snel zou gaan, daar hadden we niet op gerekend. Maar het was natuurlijk prachtig, dus we konden al snel de knop omzetten: we werden ouders!
Lees ook: Sophie heeft Fibromyalgie: “Ik voel me schuldig dat ik een moeder ben die weinig trekt.”
De zwangerschap ging goed. Het enige waarvan ik af en toe last had was een harde buik. Tijdens een rondje lopen kon mijn buik heel strak en gespannen aanvoelen. Ik sloeg er weinig acht op; je hoort dat wel vaker. Toen ik 31 weken zwanger was, besefte ik op een dag dat ik niets meer in mijn buik voelde bewegen. Ik sprak het niet meteen hardop uit en dacht dat ik me aanstelde. Maar ik was er toch niet gerust op en zei het tegen mijn man. Die avond en nacht waren we er de hele tijd mee bezig. “Voel je al wat?” Steeds moest ik ‘nee’ zeggen. Diep vanbinnen voelde ik dat het helemaal mis was, maar ik wilde het niet geloven.
De volgende ochtend heb ik de verloskundige gebeld. We gingen naar het ziekenhuis. Toen ik aan het echoapparaat lag, keek ik niet naar de echo, maar naar mijn man. Zijn ogen liepen vol met tranen en ik wist dat het echt waar was. Ons kind leefde niet meer. We moesten allebei vreselijk huilen. Hoe kon dit gebeurd zijn? Had ik iets verkeerd gedaan? Er waren geen antwoorden. We werden naar huis gestuurd met een paar foldertjes en moesten allerlei keuzes maken. Je kunt er bijvoorbeeld voor kiezen om je zwangerschap uit te dragen. Dat leek me helemaal niks. Hoe komt je kindje er dan uit te zien? Ik heb wel heel bewust afscheid genomen van mijn buik, van mijn zwangerschap. Nog één keer mijn mooiste zwangerschapsjurk aan, nog één keer naar buiten om een rondje te lopen. Het was heel onwerkelijk. Tijdens dat wandelingetje kwamen we een moeder met kinderen tegen die liepen te rennen en stoeien. De moeder riep: “Doe voorzichtig, jongens, die mevrouw is in verwachting.” Ik dacht: ‘Tja, het maakt toch niet uit. Het ergste is al gebeurd.’
Na vijf dagen zijn we naar het ziekenhuis gegaan en werd ik ingeleid. Dat was vreselijk naar en heel anders dan je je voorstelt dat je bevalling zal gaan. De adrenaline die je hebt als je bevalt van een levend kind, miste ik, dus ik heb het als erg pijnlijk ervaren. Gelukkig kreeg ik wel een ruggeprik. Na vierentwintig uur werd ons kind geboren. We wisten niet wat het zou worden en ik zag als eerste dat het een jongetje was. In eerste instantie overheerste blijdschap en trots. Wat een mooi mannetje was het! We hielden hem vast, we kusten hem, hij werd aangekleed; het leek heel even op een ‘normale’ geboorte. Maar toen moest ik naar de OK, omdat mijn placenta verwijderd moest worden. Nadat ik terug kwam was alles anders. Ik voelde me niet lekker, Mats was al stijver en kouder en werd ook snel meegenomen voor obductie (om te kijken wat er misgegaan was; er kwam niets uit).
Heel erg bedroefd vertrokken we uit het ziekenhuis. De volgende dag is mijn man Mats gaan ophalen en kwam onze zoon in een gekoeld mandje bij ons thuis te liggen. We verstuurden geboorte-rouwkaartjes en er kwam visite. Dat was fijn, we waren toch heel trots en wilden Mats graag aan onze familie en vrienden laten zien. Maar vanzelfsprekend waren het ook slopende dagen, omdat je er niet onderuit kunt dat je met zijn allen naar een levenloos kind staart. Een kind dat niet zal groeien, dat nooit naar school zal gaan, een kind van wie je nooit zult weten wat zijn karakter zal zijn.
Na de hartverscheurende begrafenis, waarbij mijn man Mats in zijn mandje in het graf zette, was ik lamgeslagen. Ik was een kraamvrouw zonder kind. Als er een baby’tje huilde dan reageerden mijn borsten daarop. Ik wist niet hoe ik verder moest. Mijn man en ik konden er samen goed over praten, maar aan de andere kant zit je ook beiden met een stuk verdriet dat je helemaal in je eentje moet verwerken. Toch probeerde ik zo snel mogelijk weer het gewone leven op te pakken. Na zes weken ging ik weer sporten en langzamerhand ging ik ook weer aan de slag. Niet makkelijk, als je op een kinderdagverblijf werkt. Daar zit je dan met negen gezonde baby’s op de groep. ‘Waarom is mij dat niet gegund?’ dacht ik.
De wens om een kindje te krijgen bleef. En ik wilde ook heel graag weten of mijn lichaam wel een gezond kind op de wereld kon zetten. Drie maanden na het overlijden van Mats raakte ik alweer in verwachting. Het werd een heel zware, totaal verkrampte zwangerschap. Bij elk pijntje of als ik even niks voelde, dacht ik: ‘Het gaat weer verkeerd, zie je wel!’ Maar tot onze grote vreugde ging het goed en werd onze zoon Ole geboren. Ole had een lastige start en belandde meerdere malen in het ziekenhuis, waardoor ik van de beginperiode niet echt heb kunnen genieten. Maar na een paar maanden kwamen we als gezin in een nieuw ritme en kon ik eindelijk ademhalen en ongebreideld blij zijn. Met Ole ging het daarna goed. Mats zat wel altijd in mijn hoofd natuurlijk. Als ik over straat liep met de kinderwagen dacht ik: ‘Ik had hier ook met een baby en een kind aan de hand kunnen lopen.’
Hoewel de angst voor een slecht aflopende zwangerschap niet uit mijn systeem was, besloten mijn man en ik er nog een keertje voor te gaan. Toen Ole anderhalf was, raakte ik opnieuw zwanger. De eerste drie maanden gingen voorbij en ik was flink misselijk. Me echt overgeven aan het feit dat we een nieuw kindje kregen deed ik niet. Ik dacht er niet aan om kleertjes te gaan kopen, bijvoorbeeld. Mijn man en ik waren er beiden heel onrustig over. Ik herinner me nog heel goed dat we naar de gynaecoloog reden voor de twintigwekenecho en dat ik zei: “Hoe zou zo’n vrouw dat nou doen als ze ziet dat het niet goed is? Hoe vertel je dat slechte nieuws aan mensen?” Een half uur later zaten we zelf in die situatie. Tijdens de echo werd het heel stil. Er werd gemeten, gekeken en gezwegen. Ik kon het wel uitschreeuwen: wat is hier nou aan de hand? De gynaecoloog zei: “Ik heb heel erg slecht nieuws voor jullie.” Ons kind bleek meervoudig gehandicapt. Zo zwaar dat het of in mijn buik of na de geboorte zou overlijden. Toen ik dat hoorde trok er een waas voor mijn ogen. Ik heb gegild: “Hoe moeten we dit aan Ole vertellen? Mijn huwelijk overleeft dit niet. Dit kan toch niet? Hoe kan dit? Ik snap het niet. Niet weer!” Wederom was er geen verklaring, net als bij Mats. Toeval, noemden de artsen het. We zijn met onze twee overleden kindjes een ‘bijzonder geval’.
Er werd me beloofd dat de bevalling minder heftig zou zijn, omdat het om een heel klein kindje ging. Wederom duurde het vierentwintig uur en dit keer verloor ik ook nog eens vierenhalve liter bloed. Bijna overleefde ik het zelf niet en ik ben ook direct afgevoerd naar de OK. Toen ik onze zoon Syb voor het eerst zag was het enerzijds heel duidelijk dat hij afwijkende kenmerken had (zijn oren en zijn armen zaten bijvoorbeeld lager dan bij gezonde mensen) maar tegelijkertijd was het ook een volledig af kindje. Ons kind. Hartverscheurend om weer een levenloze zoon op de wereld te hebben gezet.
Die tweede begrafenis hebben we heel klein gehouden. Met alleen onze meest naaste familieleden. Ik was kapot en zat er totaal doorheen. We hebben Syb bij Mats begraven. Zo zijn ze in ieder geval samen. Het was vreselijk onwerkelijk om weer op die begraafplaats te staan. Soms denk ik: ‘Dit is een slechte film. Een nachtmerrie. Ik word straks heus wel wakker. Dit kan niet mijn leven zijn.’ Maar het is wél mijn leven. Als ik op straat loop en een moeder met drie zoons zie lopen, voel ik een steek in mijn hart. Ik heb ook drie zoons, alleen is er maar één die ik ’s ochtends uit zijn bedje mag halen. Voor Ole en mijn man weet ik de kracht te vinden om door te gaan, maar als zij er niet waren… Ik weet niet wat ik dan zou doen. De dagen voelen soms ondraaglijk zwaar, dan weet ik niet waar ik het vandaan moet halen. Ik hou me vast aan het dagelijks ritme van Ole en ben nu ook weer wat uren gaan werken om maar afleiding te hebben. De pijn vervaagt nu, na een jaar, een heel klein beetje, al komt het bij vlagen weer heel scherp binnen. Soms denken mijn man en ik nog weleens aan het krijgen van meer kinderen. We willen heel graag een groter gezin. Maar wie zegt dat ons niet weer een ramp overkomt? Ik weet niet hoe ik dat zou moeten overleven.”
Lees ook: Hoe het moederschap in niets is wat ik ervan verwachtte…