Ja, ik tel mijn zegeningen. Maar toch doet het pijn dat ik mijn kind ben verloren

28.11.2022 18:00


Miskramen komen veel voor. Vooral in de eerste drie maanden van de zwangerschap. De buitenwereld heeft dan vaak de neiging om te doen alsof dat niet zo erg is. Maar Vala, die zelf een aantal vroege miskramen doormaakte, weet dat niets minder waar is.

Ik heb drie kinderen. Maar eigenlijk heb ik er meer. Dat denk ik weleens, op de momenten dat ik weemoedig word en terugdenk aan de kindjes die ik niet in mijn armen heb mogen sluiten. Meerdere miskramen heb ik gehad, waarvan twee na de 12e week. Beide keren kwam ik er pas tijdens een echo achter dat de kindjes niet meer leefden, terwijl we bij een eerdere controle hun hartjes al hadden zien kloppen. Dat zijn momenten die ik altijd met me mee zal dragen. Dat gevoel van machteloosheid dat me overviel toen ik op die tafel lag en het op het echoscherm zelf al zag voor de verloskundige iets had gezegd. De pijn in je hart waarmee je vervolgens naar buiten loopt, dat onwerkelijke gevoel van je leven dat opeens totaal veranderd is. De verdoofdheid als je je dan in het ziekenhuis meldt voor de curretage, omdat je lichaam niet zo snugger is om te bedenken dat het dat dode kindje in je buik moet laten gaan. En de leegte waarmee je dan een paar uur later thuis op de bank zit, in je joggingbroek en met een kruik tegen je buik. Hete tranen huilend om iets dat eigenlijk nooit geweest is, nooit heeft mogen zijn. Die kindjes die er nooit geweest zijn, die ik niet heb mogen krijgen, draag ik desondanks nog steeds mee in mijn hart. Soms mis ik ze. En doet het nog steeds pijn dat ik ze ben verloren. Dat verdriet draag ik alleen. Want een kind dat nog niet ‘echt’ een kind was, een kind dat je niet in je armen hebt gehad, dat bestaat voor veel mensen eigenlijk niet. Dus waarom zou je huilen om iets dat je nooit hebt gehad? Maar iedere vrouw die het zelf heeft meegemaakt weet dat het zo eenvoudig niet is.

LEES OOK: Ode aan alle vrouwen die ooit een miskraam kregen.

Hoewel er gelukkig langzamerhand steeds meer aandacht komt voor het verlies van een zwangerschap, is er nog steeds veel taboe. Of misschien beter gezegd: bagatellisering. Zeker als het om een ‘vroege’ miskraam gaat. Sowieso bestaat een zwangerschap de eerste drie maanden eigenlijk niet. De ongeschreven regel is dat je het voor die tijd geheim houdt, ‘omdat het dan nog fout kan gaan’. Alsof, als dat dan gebeurt, je niet net zo goed een kind onder je huid hebt gedragen. Alsof je het dan maar gewoon, letterlijk in sommige gevallen, in stilte moet begraven en daarna moet doen alsof het nooit gebeurd is. Omdat het toch nog niet echt was. “Ach joh, het was nog vroeg” heb ik te horen gekregen. En “Je kunt nog zoveel kinderen krijgen” Of: “Er was waarschijnlijk iets mis met het kind, dus wees maar blij.” Mijn eigen moeder vroeg me waarom ik nou zo moest huilen, nadat ik die eerste keer had gehoord dat het kindje in mijn buik was overleden. Zo erg was het nou toch ook weer niet? Ze had me net zo goed in mijn gezicht kunnen slaan, zo pijnlijk was het om zoiets te horen. Ik heb weleens iemand achter de rug van een andere vrouw die ook haar kindje had verloren, horen zeggen dat ze het ‘echt overdreven’ vond dat ze het er maanden na haar miskraam nog steeds moeilijk mee had. Want kom op zeg, get over it. Move on. Ik moest me inhouden niet heel erg boos te worden. Misschien had ik dat gewoon wel moeten doen. Want je kind verliezen, ook al is het nog maar een garnaaltje in je buik, doet pijn. Heel veel pijn. En daar stap je niet zomaar even overheen.

Mensen roepen heel snel dat je je zegeningen moet tellen en het gewoon ‘een plekje moet geven’, maar ik word daar altijd boos van. Wat betekent dat in godsnaam, het een plekje geven? Waar moet ik dat verdriet dan laten? Het is niet alsof ik het verlies van mijn kind ergens kan parkeren en het daar dan gewoon kan laten staan en ervan weg kan lopen. Natuurlijk wordt het verdriet minder met de tijd, gaan de scherpe randjes er vanaf. Maar weg gaat het niet. En ja, ik tel mijn zegeningen echt wel. Ik ben mij ervan bewust dat ik heel veel heb. Drie fantastisch mooie kinderen, waarvoor ik heel erg dankbaar ben. Ik heb geluk, want inderdaad, ik héb in ieder geval nog kinderen. Nog zo’n dooddoener waar mensen vaak mee komen en waarmee dan eigenlijk wordt gezegd dat je niet zo moet zeiken. En het is waar: ondanks de miskramen, heb ik moeder kunnen worden. Van meerdere kinderen zelfs en ja, dat is een grote zegen. Ik weet namelijk ook wel dat er vrouwen zijn die ongewenst kinderloos blijven en dat die het dus veel zwaarder hebben dan ik. Echt, ik realiseer mij dat heus wel. Maar ik en al die vrouwen zoals ik, hebben ook verdriet. Wij zijn ook kinderen verloren. En dat verdriet is echt. Wij rouwen ook.

Een miskraam maakt een abrupt, keihard einde aan de toekomst die je voor ogen had. Vanaf het moment dat die zwangerschapstest positief is, verandert het leven van een vrouw. Dan ben je moeder van dat kind. Maak je je er een voorstelling van, richt je je leven erop in. Als je daar opeens afscheid van moet nemen is dat moeilijk. En voor veel vrouwen gaat dat nooit helemaal weg. Op de dag dat ik voor het eerst mijn overleden kindje uit mijn buik moest laten halen, verscheen er een dubbele regenboog aan de horizon. Ik zag het als een afscheidsgroet van hem of haar. De tweede keer viel mijn dochter voor het eerst sinds maanden weer eens op de bank in mijn armen in slaap, haar kleine armpjes stevig om mijn nek geklemd. Ik denk dat ze me wilde troosten, ook al wist ze natuurlijk helemaal niet wat er aan de hand was. Waarschijnlijk is het onzin die ik mezelf vertelde in een poging mijn verdriet een beetje te verzachten. Maar dat maakt niet uit, het hielp me om het gat in mijn hart weer op te vullen, al weet ik dat ik het nooit meer helemaal gedicht krijg. Maar ja, ik tel mijn zegeningen. Iedere dag weer zijn die drie mijn grootste zegen en weet ik dat ik bij de gelukkigen van deze wereld hoor. Want ondanks alles, heb ik hun moeder mogen worden.

Maar toch rouw ik om de kinderen die ik nooit heb mogen krijgen. Die me zonder reden zomaar bruut zijn afgenomen, want zo voelt dat. De rest van mijn leven zal ik soms ‘s ochtends wakker worden en die steek in mijn hart voelen, die leegte en dat gemis. De kinderen die ik nooit heb mogen krijgen zal ik toch altijd bij me dragen en ik denk dat ik mijn leven lang af en toe een traan om ze zal laten. Dat is geen aanstellerij, dat is niet overdreven. Dat is moederschap. Want vanaf het moment dat je weet dat er een kind in je buik zit, zit het meteen ook in je hart. En daar gaat het simpelweg nooit meer uit. Ik hoorde eens de uitspraak: ‘verdriet is gewoon liefde die nergens naartoe kan’ en dat vind ik in deze context een mooie manier om het verdriet om een verloren kind te omschrijven. Want ik heb drie kinderen in mijn armen die ik iedere dag mijn liefde voor hen kan laten voelen. Maar met de liefde voor de kinderen die ik kwijt ben, kan ik nergens heen.

LEES OOK: Hee, zwangerschapsmaffia, hou toch eens je mond en bemoei je met je eigen kinderen!