Hoor wie klopt daar kinderen…?

03.02.2016 18:30


Soms loopt het allemaal even anders dan je had verwacht. Dat heeft Vala de afgelopen jaren aan den lijve ondervonden. Het leven valt nou eenmaal niet altijd te plannen. Dat wordt ook in 2016 wel weer duidelijk.

Op een grijzige winterochtend zit ik in de wachtkamer van het gezondheidscentrum. Het is druk, ik ben omringd door bleke, snotterende mensen die duidelijk behoefte hebben aan allerlei vormen van hoestsiropen en antibiotica. De artsen rennen lichtelijk bezweet heen en weer tussen spreekkamers en wachtkamer. Ja, het is duidelijk griepseizoen. Ik wiebel met mijn ene voet, kijk op de klok. Tien minuten te laat al, irritant. Ik wil weten waar ik aan toe ben. Mijn vriend merkt dat ik zenuwachtig ben en legt zijn hand geruststellend over de mijne. We kunnen weinig anders doen dan afwachten.

Lees ook: Binnen vijf jaar zag Vala haar leven instorten.

Als we uiteindelijk binnen groepen worden, schiet mijn hart eventjes in mijn keel. We nemen plaats tegenover een vriendelijke dame en wisselen wat gegevens uit. Ziektebeelden, symptomen, geschiedenis. Ik som het allemaal plichtmatig op terwijl zij aantekeningen maakt en mijn vriend naast mij stil afwacht op wat er komen gaat. Ze staat op en wijst naar de onderzoekstafel achter ons. “Laten we maar eens gaan kijken” zegt ze en klopt uitnodigend op het rubberen vlak waar ik op moet gaan liggen. Onhandig klim ik op de bank en laat mezelf naar achteren zakken. Ik kijk naar het steriele witte plafond. Het doktersplafond. Snuif de geur op van lysol en moet inwendig even zuchten. Een jaar zonder witte jassen, dat zou weleens leuk zijn.

Vriend neemt plaats aan mijn hoofdeinde, ik kan hem niet goed zien, maar ik voel zijn warme handen op mijn schouders. Zijn aanwezigheid, zijn aanraking, het ontspant me enigszins. Maar tegelijkertijd voel ik mijn benen trillen. Zij voelt het ook. “Heb je het koud?” vraagt ze, “Of zijn het zenuwen?” Ik knik bij het laatste en ze glimlacht. “Ja” zegt ze, “Dat dacht ik al wel. Maar we gaan gewoon even kijken, goed?”. En ik zie hoe ze vastberaden haar apparatuur pakt. Verbeten probeer ik mijn benen stil te houden. Dit is belachelijk, het is niet alsof ik hier niet vaker doorheen ben gegaan. Ik schaam me een beetje.

Geconcentreerd kijkt ze naar de beelden. Ik probeer mee te kijken, maar in de grijzige massa op het scherm kan ik niks definieerbaars ontdekken. “Oh ja” zegt ze, “Kijk, hier zit een cyste. Op je eierstok.” Paniekerig probeer ik de blik van mijn vriend te vangen. Cyste? Dat betekent toch gewoon hetzelfde als ‘gezwel’? Als in: kan niet goed zijn?. Maar ze stelt ons gerust: “Niks aan de hand, hoor. Dat hebben hebben veel vrouwen van jouw leeftijd. Het kan wel pijn doen en bloeden, maar niks om je zorgen over te maken.” Ze laat het apparaat verder over mijn buik glijden, houdt dan abrupt stil en wijst met haar vinger naar het scherm. “En kijk eens,” zegt ze met een lach, “kijk eens wat we hier hebben…”

Want daar, in de ruisende grijze diepte van mijn buik, knippert een klein lichtje. Een flikkerend klein lichtje in wat zo op het eerste gezicht niet meer is dan een wazige vlek. We staren naar het scherm, hij en ik en ik voel zijn vingers zachtjes in mijn schouderbladen knijpen. Een brok kruipt in mijn keel omhoog en ik weet even niet of ik moet lachen of moet huilen. Of misschien wel van allebei een beetje. Ze kijkt ons afwachtend aan en ik breng mijn vinger naar het knipperlichtje op het scherm. “Dat is… Is dat een hartje?” vraag ik, alsof ik dat, als ervaren moeder, natuurlijk niet al lang weet. En zij knikt en klopt me geruststellend op mijn been. “Ja” zegt ze, “Ja, dat is het hartje.”

Een tijdje staren we alleen maar zwijgend naar het scherm, naar ons vlekje in de diepte. Een nieuw jaar en dus met recht een nieuw begin. Hoor wie klopt daar kinderen? Het is mijn Terrorist nr. 3.

Lees ook: Als je als gescheiden moeder weer verliefd wordt…