Hoe ik na twee jaar eindelijk weer eens in de kroeg kwam (en me afvroeg wat ik er in godsnaam deed)
De kroeg, wie komt er nog als ze eenmaal moeder is? Janneke niet. Maar nu werd het toch echt weer eens tijd voor een avondje ouderwets kroeghangen.
Ik ben ze weleens tegengekomen, van die moeders die zeggen: ‘Het moederschap? Ja, da’s best vermoeiend. Als ik in de kroeg zit, begin ik om twaalf uur al te gapen.’
De kroeg? Twaalf uur? Waar hadden ze het over? De kroeg, dat was voor mij iets uit een vorig leven, een herinnering aan een herinnering, zeg maar. En twaalf uur? Tegen die tijd begon bij ons de ochtend alweer bijna. Je dacht toch niet dat ik een paar uur slaap vrijwillig ging inwisselen tegen een paar bier?
Maar de laatste tijd krijgen we wat meer slaap. Dat moet je trouwens niet idealiseren. Als je anderhalf jaar nauwelijks geslapen hebt, ben je gewend geraakt op een mix van adrenaline, koffie, powernapjes en mantra’s als ‘ik voel me fantastisch’ de dag door te komen. Wanneer je dan ineens weer slaapt, voelt het alsof je elke nacht met een koekenpan op je hoofd wordt geslagen. Sodeju, wat ben je eigenlijk MOE.
Lees ook: Dingen die je denkt als je voor het eerst een weekendje weg gaat met de baby
Gelukkig went die nieuwe staat van zijn ook weer en voor je het weet kom je er prima de dag mee door. En zo kwam het dat ik de uitnodiging van een clubje oud-collega’s voor onze jaarlijkse reünie in de kroeg dit jaar niet lastminute afzegde omdat ik al om acht uur op de bank in slaap was gekukeld. Nee hoor, ik ging er gewoon heen. Toch? Of niet dan? Nou en of! Om half acht weerstond ik de verleiding van Netflix, bank en chocola, hees ik me in iets toonbaars en stapte ik de bus in. Want sinds het moederschap woon ik dus nogal aan de rand – of eigenlijk nét over de rand – van de stad. En mijn oud-collega’s ook, maar dan precies aan de ándere rand van de stad (je moet namelijk wel GEK zijn om met kinderen nog ergens midden in Amsterdam te wonen, waar je met je kinderwagen gewoon omver gereden wordt door troepen rolkoffers of Nutellawafels etende toeristen op huurfietsen die je vanaf de verkeerde kant van de weg tegemoet komen geslingerd). De locatie was wegens pasgeboren baby’s en een krappe meerderheid uitgevallen in het voordeel van die andere buitenwijk en dus moest ik EEN UUR reizen voor ik in de kroeg aankwam. Waar ik natuurlijk toch de eerste was, want zo gaat dat met mensen die van ver moeten komen.
Hoewel het nog vroeg was, barstte het café bijna uit zijn voegen van de twintigers, die daar allemaal aan het eten en drinken waren alsof hun leven ervan afhing, en dat terwijl ze elkaar niet konden verstaan, met ellebogen in hun rug, tassen op schoot en andere mensen die over hun tafel heen hangend een gesprek probeerden te voeren. Deden ze dit echt VOOR HUN LOL? Ik vroeg aan een serveerster of er toevallig iemand een tafel had gereserveerd op naam van onze groep. Maar dat was niet zo – trouwens, dat hadden we dan al een week van tevoren moeten doen.
‘De laatste keer dat ik hier was, was het helemaal niet zo druk,’ zei ik. De serveerster keek me een beetje verstoord aan. Ze had heus wel door dat ik uit het tijdperk der dinosauriërs kwam en waarschijnlijk kleefde er ook nog ergens een rozijn in mijn haar. ‘Dat was niet eens zo lang geleden hoor,’ zei ik. ‘Vorig jaar nog, of nee, wacht even…’ Die laatste keer, was ik toen niet zwanger? En hoe oud waren mijn kinderen nu? Anderhalf! Die laatste keer, dat was dus… even rekenen… twee jaar geleden! Toen bestond deze kroeg waarschijnlijk net drie dagen en had niemand ’m nog ontdekt, behalve mijn collega’s, die altijd enorm AvantGarde zijn (toevallig ook de titel van het blad waar we allemaal ooit voor werkten). En nu ik erover nadacht, ik had de afgelopen twee jaar überhaupt geen kroeg meer vanbinnen gezien! Ik had twee jaar lang geleefd van Netflix, HBO en af en toe een wild avondje uit eten. ‘Laat maar,’ zei ik tegen de serveerster. Gelukkig kwam toen een van mijn collega’s binnen die meteen uitriep dat dit inmiddels een ballentent was en dat we hier dus subiet weer weggingen.
Zo belandden we uiteindelijk met de hele groep in een bruine kroeg met biljart, bier, tapijt op tafel, zestigers aan de bar en een lantarenpaal met Laurel en Hardy in de vensterbank. Dat vonden we namelijk hip, of begonnen we nou gewoon oud te worden? We bestelden bier, wijn en bij gebrek aan bitterballen plakken worst en hompen kaas, en er gingen telefoons met foto’s van pasgeboren baby’s rond en van kinderen die gisteren nog één waren en vandaag ineens al twaalf. Na één bier en een cassis was ik half aangeschoten en riep ik dat we dit voortaan elke week moesten doen, werden er plannen gesmeed om onze volgende kroegdate in Antwerpen te houden en om later op de avond op tafel te dansen en alle zestigers te verslaan met biljart. Maar wacht eens! Het was al half elf! En ik moest nog een uur reizen! Daarom stond ik op, trok mijn jas aan en zwaaide iedereen uit, ook al riep iedereen dat ik weer moest gaan zitten.
Om half twaalf was ik thuis. Ik sliep pas tegen enen, want zo gaat dat met mensen die al twee jaar niet in een kroeg zijn geweest. De volgende dag was ik kapót. Er gingen app’jes heen en weer van de collega’s dat we dit dus heel snel weer gingen doen. Ja, heel snel, appte ik terug. En ik meldde me meteen even aan voor een opfriscursus kroeghangen. Die staat inmiddels gepland. Over een jaar of twee.
LEES OOK: Waarom uitgaan voor moeders meestal verleden tijd is
Janneke (45) heeft drie dochters: een tweeling van 8 en een peuter van 2. Over de tweelingzwangerschap en -hectiek van de eerste jaren schreef ze het boek O jee het zijn er twee. Tegenwoordig probeert ze vanuit intuïtie en creativiteit te balanceren tussen haar werk als schrijver en het moederschap van drie meiden. Je kunt haar belevenissen ook volgen op haar Instagram.