Brenda kreeg een kraambedpsychose (2): “Er was geen kolf, ik kreeg koude kompressen”
Na de geboorte van haar derde zoontje krijgt Brenda een kraambedpsychose. Ze wordt opgenomen in drie verschillende psychiatrische ziekenhuizen. Een lange weg naar herstel volgt. Ze schreef er het boek ‘Kortsluiting in mijn hoofd’ over. In drie blogs deelt ze haar verhaal. Gisteren deel 1, vandaag deel 2.
“Waar is mijn vrouw?” Mijn man was even naar huis gegaan om de kinderen weg te brengen en kleren voor me te halen. “Uw vrouw is opgenomen in een psychiatrisch ziekenhuis. Bezoekuur is morgen om twee uur.” zei de verpleegkundige van de spoedafdeling. Tegen mijn wil was ik meegenomen. Razend was ik. Ik heb gevochten, gevochten voor mijn kinderen. Ik heb de strijd verloren.
Ik werd wakker, vastgebonden met leren riemen op een bed in het midden van een kale, grijze ruimte. Ik heb geroepen, gehuild in de separeercel. De complottheorieën waren op slag verdwenen. Er was maar één ding dat telde: waar zijn mijn kinderen? Waar is mijn baby’tje Zen? Wat me vooral bijgebleven is van de separeercel is de immense eenzaamheid – de demonen raasden door mijn hoofd. Een strijd die ik alleen moest zien te beslechten –en de pijn. De overgang van acht borstvoedingen per dag naar niets meer was te bruusk. Er was geen kolf, ik kreeg geen koude compressen. De pijn was met momenten onhoudbaar. Misschien goed dat na een tijdje de vele inspuitingen die ik kreeg me verdoofden.
Na drie dagen separeercel werd ik naar de gesloten afdeling gebracht, maar ook daar bleef de deur op slot. Het papier dat ik kreeg schreef ik vol: “Mag ik mijn kinderen zien? Waar zijn mijn kinderen?” Ik schoof de briefjes een voor een onder de deur. Toen het papier op was, heb ik op de muren geschreven, op de vensterbank “Ik wil mijn kinderen” wel honderdmaal, als een mantra. Zonder mijn kinderen werd ik gek. Mijn man kreeg ik in die week opsluiting nauwelijks te zien. Niet omdat hij niet wilde, maar omdat hij niet mocht. “Ze moet rusten.” werd hem steevast gezegd.
Toen ik uiteindelijk werd overgebracht naar de speciale moeder-baby eenheid, waar mama’s met psychische problemen samen met hun baby’tje worden opgenomen, had ik blij moeten zijn. Dit was de plaats waar ik thuis hoorde, waar ik geholpen had kunnen worden, samen met Zen. Maar mijn vertrouwen in het ziekenhuis was geschonden. Toen mijn man me kwam bezoeken, stelde ik hem voor de keuze: “Of je haalt me hier uit of je mag nu de scheidingspapieren tekenen.” Ondanks negatief advies van de psychiater vertrok ik naar huis, met een zakje medicijnen.
Ouders, schoonouders, mijn zus, vrienden werden opgetrommeld om me bij te staan in de zorg van de kinderen. Want, zo had de psychiater gezegd, ik mocht geen moment alleen gelaten worden met de kinderen. Een maand ging voorbij, een maand van dagelijkse ruzies over mijn medicatie met mijn man, een maand waar alles wat ik als mama deed geobserveerd, getaxeerd werd. Was dit wel normaal? Het maakte me als moeder heel onzeker. Maar eerlijk, ik was ook niet normaal. Ik hield me niet echt bezig met de zorg voor de kinderen. Ik loste wereldproblemen op. Ik filosofeerde. Ik redde de wereld. Had ik niet drie dagen gekruisigd gelegen in de separeer? Was ik geen 33? Was ik niet de uitverkorene?
En toch, na een tijdje begon ik me weer ‘gewoner’ te voelen, begonnen de medicijnen en de lieve zorgen van mijn omgeving te werken. Ik miste dat bijzondere, uitverkoren gevoel en vooral, ik miste de borstvoeding. Toen na een maand, Zen op een onbewaakt moment ineens toch terug van de borst dronk, besloot ik mijn zoontje terug te geven waar hij recht op had. Ik was al die tijd blijven afkolven. Ik stopte van de ene dag op de andere met de medicatie. Voor mijn baby’tje, voor Zen.
Het boek van Brenda bestellen kan hier.
Lees ook:
Brenda kreeg een kraambedpsychose (deel 1): “Ik heb gevochten als een beest.”