Marcel heeft het niet zo op bevallingen, maar nu MOET hij eraan geloven…
Marcel Langedijk is journalist (o.a. JFK, Volkskrant Magazine, LINDA.), getrouwd met Carlijn en heeft een baard, alsmede een vier maanden oude dochter die Sammie heet. Op me-to-we.nl vertelt hij hoe het zover heeft kunnen komen. En over hoe het nu verder moet.
En dan nu: de bevalling. Er is mij door de hoofdredactie van deze gezaghebbende site voor ouders met een leven gevraagd daar over te schrijven, maar liever had ik dat niet gedaan.
Er zijn namelijk mensen die het geweldig vinden, verhalen, blogs, televisieprogramma’s en YouTube-kanalen over bevallingen, maar ik ben niet zo’n mens. Nooit geweest ook. Zapte ik per ongeluk langs zo’n griezelig bevallingsprogramma dan had ik ’s nachts angstige dromen over opgesperde vrouwenbenen waar met veel bloed en diverse viezigheid diverse baby’s tussen vandaan kropen. En het spreekt voor zich dat ik artikelen in kranten, tijdschriften of op sites als deze meed als de cholera.
Nog steeds trouwens. Denk namelijk vooral niet dat de bevalling mij het licht heeft doen zien. Dat ik nu minutieus alles lees wat er over een bevalling te lezen valt. Dat ik de internetfora afspeur op zoek naar lotgenoten, naar mannen en vrouwen die tot in detail vertellen hoe hun kleine ‘geschenk’ uit de moederschoot werd getrokken.
Om kort te gaan: wie hoopt op een bloederig verhaal en ranzige details heeft botte pech.
Evenwel moet me van het hart dat het loeizwaar was, de bevalling van Sammie. En niet alleen voor mij. Ik heb mijn vrouw nog nooit zoveel pijn zijn lijden. voor de dames die nog in glorieuze verwachting zijn: beter stop je hier met lezen.
Herejezus op een houten hobbelpaard; wat een pijn had die vrouw. En alles wat fout kon gaan, ging fout, alles waar we niet op hadden gehoopt, gebeurde. Veertig uur lang. Als ik het was geweest die daar in dat ziekenhuisbed had liggen creperen, had ik na drie minuten al een algehele narcose aangevraagd of ik was uit een raam gesprongen, zoals waarschijnlijk de meeste mannen. Maar Carlijn hield het veertig uur vol.
Wat een vrouw. Wat een beestachtig krachtige vrouw. Ik hield al veel van haar, maar na deze gruwelervaring houd ik meer van haar dan ik voor mogelijk had gehouden. Iemand die zoiets moedwillig doorstaat om een baby op aarde te brengen waaraan ik ook heb bijgedragen, die moet op een voetstuk geplaatst worden. Die moet vereerd worden als een heilige. Die moet bloemen krijgen, elke dag. Voetmassages van gediplomeerde voetmasseuses. En luxevakanties naar paradijselijke oorden. En chocolade, veel chocolade, dat ook. Want – nogmaals: geen details – het was niet minder dan de hel.
Totdat die hel ineens ophield te bestaan. Plotseling, na veertig uur, ging het licht aan. Was niet zo, natuurlijk, maar zo voelde het. Heel Hollywoodfilmachtig, ik weet het. De grimmige monden van de verloskundigen, de gynaecoloog, de drie verpleegkundigen en het roedel inderhaast opgetrommelde stagiaires (‘Kom jongens, snel, we hebben een su-per-interessant noodgevalletje hier in kamer zeven!’) krulden plots omhoog. Daar is ze, zeiden ze vertederd, kijk, jongens, daar is ze. Met een vochtige klets werd ze op de buik van Carlijn gekledderd: Sammie. Onze dochter. Ze huilde, ze pieste, ze keek ons aan in opperste verwarring. En waar Carlijn net nog schreeuwde dat ze dood wilde, suste ze nu onze huilende baby met een zoetheid die ik nog nooit in haar stem had gehoord. Het was tien voor negen in de ochtend. Ik was vader.
Lees ook: Marcel vindt de laatste weken van de zwangerschap RUK