Krijgen kinderen te snel een label?

02.12.2015 18:30
label


Een veelgehoorde klacht in de samenleving is tegenwoordig dat kinderen te snel gelabeld worden. Want ‘ieder kind heeft opeens wel iets’. En inderdaad, het is waar, je struikelt bijna over de ADHD’ers, autisten en dyslecten. Vala’s zoon is ook zo’n kind met een etiketje. Hij heeft het Syndroom van Asperger, een Autisme Spectrum Stoornis. Maar heeft Vala hem te snel laten diagnosticeren? Gewoon, omdat hij een beetje anders was? Vala vindt van niet. Want ouders die hun kind laten labelen, gaan meestal niet over één nacht ijs.

Opvoedcoaches roepen ouders op ‘niet meteen naar een medisch specialist te rennen’, als hun kind niet helemaal ‘normaal’ doet. Want kinderen zouden tegenwoordig al gebrandmerkt worden voor ze goed wel hun eigen veters kunnen strikken. Een druk kind heeft ADHD, een verlegen kind is autistisch en een kind dat liever boekjes leest dan met Duplo bouwt zal wel hoogbegaafd zijn. Allemaal flauwekul en modernistische onzin, volgens de ‘professionals’. Ingegeven door de huidige generatie ouders, die hun eigen opvoedkundige falen probeert te verbloemen met een diagnose, of die hun kind op een voetstuk plaatst. Beter zou je kunnen kijken naar de positieve kanten van je kind en bovendien naar je eigen gezinssituatie. En dan rijst bij mij, moeder van zo’n modernistisch gebrandmerkt kind, de vraag: zijn we tegenwoordig inderdaad etiketten-geil?

Lees ook: Als je autistische kind door krijgt dat het ‘anders is.

Toen ik zwanger was van Terrorist nr. 1 had ik me niet voorgesteld dat ik vijf jaar later mijn zoon iedere ochtend zou zien wegrijden in wat ik zelf sarcastisch ‘de autistenbus’ noem. Geen enkele aanstaande ouder weet vóór de eerste spruit ter wereld komt hoe moeilijk het is om een kind op te voeden. Gelukkig maar, anders zou je er waarschijnlijk nooit aan beginnen. Dat het niet altijd rozengeur en maneschijn is, had ik wel ingecalculeerd. Dat kinderen niet altijd luisteren, dat ze geen groenten willen eten en dat ze soms expres de drukste rij bij de kassa in de supermarkt uitkiezen om een onvervalste peuterdriftbui te krijgen, daar was ik op voorbereid. Arrogant was ik ook, want ons kind zou dergelijke fratsen wel uit zijn hoofd laten. Gewoon een kwestie van consequent zijn en je ouderlijke autoriteit laten gelden. Discipline! En inderdaad, al die etterbakjes die tegenwoordig zogenaamd ADHD hebben moesten gewoon eens fatsoenlijk worden opgevoed. Veel te soft, die hedendaagse ouders. Ik hoor het me nog zeggen, terwijl ik met mijn dikke zwangere pens in een luie stoel zat.

Inmiddels zijn we vijf jaar verder en heb ik een aanzienlijke kennissenkring opgebouwd van mensen met kinderen. Mijn zoon is de enige met een etiket. Moet ik daaruit dus de pijnlijke conclusie trekken dat ik niet geschikt ben voor het ouderschap? Dat mijn kind niet ‘normaal’ is, omdat hij lijdt onder mijn falende opvoedkunsten? Als ik de opvoedkundigen moet geloven, blijkbaar wel. Die zogenaamde overvloed aan diagnoses zie ik echter niet om mij heen. De lange weg die je moet bewandelen om er één te krijgen, heb ik helaas wél aan den lijve ondervonden. Er heerst in onze maatschappij de hardnekkige gedachte dat je een ontwikkelingsstoornis cadeau krijgt bij een pakje boter. Je brengt je ietwat drukke kind een keer voor controle naar het Consultatiebureau en voila, naast een bijgewerkte groeicurve ben je ook meteen de diagnose ADHD rijker. Dat is heel voordelig, want daarna worden de zakken met subsidiegeld gewoon bij je voordeur afgeleverd. De rugzakjes vliegen je om de oren (of niet dan, staatssecretaris Dekker?) en als ouder kun je voortaan achterover leunen en de opvoeding van je kind aan de hulpverleners overlaten. Het is jammer dat die geldschieters en hulpverleners ons adres dan blijkbaar kwijt zijn, want wij zijn in ieder geval geen cent rijker geworden van het autisme van onze zoon en hem opvoeden is eigenlijk meer dan een fulltime baan. Die we overigens met liefde uitvoeren.

Ik haal geen voldoening uit het feit dat ik mijn eerstgeborene autistisch mag noemen. Zijn vader en ik hebben zijn etiket niet gehaald om er op feesten en partijen de blits mee te maken. Ook gebruiken wij zijn stoornis niet om te vergoelijken dat hij zich soms onaangepast en vervelend gedraagt. Als onze zoon brutaal is, gaat hij naar zijn kamer. Hij mag niemand slaan of uitschelden en als hij geen broccoli wil eten, krijgt hij ook geen toetje. Ik denk dat ik oprecht kan zeggen dat wij consequente ouders zijn. Streng, maar rechtvaardig. Liefdevol ook trouwens. En stabiel, ondanks onze scheiding. Toch is onze lieve, mooie, slimme en lastige zoon autistisch. Wij hebben lang getwijfeld of we hem dit label wilden aandoen. Omdat we het zelf ook niet helemaal zeker wisten, omdat we twijfelden aan onze capaciteiten als ouders, ons afvroegen waarom iedereen een ‘normaal’ kind had en wij niet. Maar vooral ook omdat zo’n etiket je hele leven lang blijft kleven. Ga je eenmaal als autistisch de boeken in, dan sta je voortaan bekend als Rain Man. Ook als je níet in één oogopslag ziet hoeveel lucifers er in een doosje zitten, of als je níet dwangmatig 600 keer per dag je handen moet wassen.

Als ouders gun je je kind geen label. Want alhoewel het meestal nodig is om adequate hulp te krijgen, is het ergens ook een degradatie van de menselijkheid van je kind. En bovendien is de weg die leidt naar dat etiket meestal lang en pijnlijk. Je hele doopceel wordt gelicht, wekenlang word je ondervraagd door een bataljon aan psychiaters, Jeugdzorg staat bij je op de stoep en er vallen termen als ‘opvoedondersteuning’ en ‘video hometraining’. Op z’n zachtst gezegd loopt het ouderlijk zelfvertrouwen daarvan een flinke deuk op. Ondanks het hardnekkige idee dat kinderen zelfs door de groenteman gediagnosticeerd kunnen worden, gaat het plakken van psychologische etiketten niet zonder slag of stoot. Daar zijn regels en richtlijnen voor en niet iedereen die een foldertje over psychiatrie heeft gelezen mag aan het diagnosticeren slaan.

Zijn er heden ten dage meer kinderen met een stoornis dan vroeger? Als je puur naar de cijfers kijkt is dat misschien zo. Maar zou dat wellicht ook komen doordat men 20 jaar geleden nog niet eens wist wat autisme of ADHD was? Ja, je had weleens een raar kind, zo eentje die alleen maar wiegend in de foetushouding in een hoekje zat en je niet aankeek. Of zo’n kind dat zo druk was dat dagelijks de Duplo door de kamer vloog. Die dreef z’n ouders dan tot wanhoop en werd van school af getrapt. Een ‘lastig kind’ heette dat in de volksmond. En op volwassen leeftijd promoveerde die dan tot dorpsgek.

Het mooie van evolutie is dat we als mensheid steeds meer te weten komen, steeds meer leren. Over de wereld, maar ook over onszelf. En dus is er de laatste jaren een enorme slag gemaakt in het herkennen en behandelen van aandoeningen, zowel fysiek als psychologisch. Er zijn, helaas, steeds meer mensen met kanker. Steeds meer mensen met Multiple Sclerose, reuma of migraine. En er zijn ook meer kinderen met autisme, ADHD en andere vervelende stoornissen. Op papier in ieder geval. Want vroeger waren die kinderen er ook. Alleen hadden we geen hokje om ze in te stoppen en geen internetfora om over ze te praten. De vooruitgang heeft de ‘gekken’ uit de kast gekregen en daar is blijkbaar niet iedereen van gecharmeerd.

Maar maakt u zich niet druk hoor, dames en heren pedagogen, ze zijn er heus nog, die ‘normale’ kinderen. De speeltuinen en woonwijken zitten er vol mee. Dus gelukkig zijn er blijkbaar nog steeds ouders die wél weten hoe ze moeten opvoeden en de ‘positieve kanten van hun kinderen benadrukken’. Misschien is het verstandig als ik eens een tijdje bij die mensen in de leer ga. Of beter nog, anders geef ik mijn autist een weekje mee aan een stel van die ultieme opvoeders met ‘normale’ kinderen. Dan is hij vast binnen no time van dat label af. Tenslotte is het gewoon een kwestie van opvoeden. Toch…?

Lees ook: Dit geloof je niet! Wat de moeder van een autist allemaal te horen krijgt…