Wensvader gezocht! (deel 6): “We zijn een beetje verliefd op je.”

20.04.2017 04:55
Wensvader gezocht! (deel 6): "We zijn een beetje verliefd op je."


Sinds een paar maanden is Merel op zoek naar een leuk homostel waarmee ze een kindje kan krijgen. Met twee stellen is ze snel een band aan het opbouwen. Daar komen de nodige emoties bij kijken.

Met tegenwind fiets ik naar Amsterdam West. Richard en Alex hebben me uitgenodigd te komen eten. Een van ons zal moeten verhuizen, bedenk ik terwijl ik over mijn stuur gebogen langs de Sloterplas ploeter. Idealiter wonen we in dezelfde wijk. Mijn eigen ouders – die op mijn derde uit elkaar gingen – hebben daar vroeger ook bewust voor gekozen; ze woonden op loopafstand van elkaar. Allebei in de buurt van school en vriendjes. Wil ik de binnenstad uit?

Lees ook: Wensvader gezocht! (deel 5): “Leen mijn baarmoeder maar, hoor.”

Deze keuze gaat de richting van mijn leven bepalen. Wie de vaders worden van mijn kindje. Of ik over een jaar een half Chinese baby in mijn armen heb of een oer-Hollandse. Of een ander mengelmoesje. In wat voor buurt ik ga wonen. Het kriebelt in mijn buik. Eigenlijk sta ik versteld van mezelf. Ging ik na de eerste date nog hyperventileren door de gedachte aan zoveel commitment, nu merk ik dat dat juist goed voelt. Jarenlang heb ik enorm genoten van de vrijheid die ik voor mezelf had opgebouwd. Van relatieloos zijn, freelance werk doen, veel reizen. Aan niemand verantwoording afleggen.

De keuze om een kindje te krijgen in een co-ouderschapsconstructie maak ik niet alleen uit praktische overwegingen. Naast het feit dat een kindje opvoeden in je eentje erg zwaar is, kies ik er ook voor omdat ik niet meer alles alleen wil doen. Ik wil settelen, op mijn eigen gekke, alternatieve manier. Bij mensen horen. Want grenzeloze vrijheid kan ook richtingloos aanvoelen. Als je alle kanten op kan, hoe weet je dan welke kant de juiste is? In beperking kun je soms meer vrijheid ervaren, juist omdat het een kader biedt. Het geeft rust. En de beperking is in dit geval relatief. Ik heb mijn eigen huis, mijn eigen leven, maar er zullen mensen zijn met wie ik het belangrijkste wat ik ooit zal doen vorm kan geven. Samen. Met wie ik kan overleggen over lastige kwesties en met wie ik ontroerd kan zijn over die eerste voorzichtige babylach, over de eerste wankele stapjes, zoals alleen papa’s en mama’s dat zijn. Dat ik dit nu vorm mag geven, vult me met een niet aflatende opwinding. Hoe lastig het proces ook is. Heel langzaam en zorgvuldig ben ik een nestje aan het bouwen, van de mooiste takjes.

Richard, Alex en ik zitten aan hun keukentafel en lepelen bakjes vanillevla leeg. Het is geen moment stil, Richard vertelt smakelijke verhalen over zijn werk op de polikliniek, we grappen over de standaard die Alex heeft gekocht voor zijn racefiets, zodat hij nu ook middenin de woonkamer kan koersen, compleet met poeltjes zweet op het kromgetrokken zeil. Ze zijn open en geïnteresseerd. Vragen dóór, vooral als ze iets niet meteen begrijpen. Cruciaal, realiseer ik me. Het is belangrijker dat je je probeert in te leven in elkaars zienswijzen dan dat je het altijd met elkaar eens bent. Want dat is gewoon niet altijd zo. Ik merk dat ik de hele avond van de ene naar de andere kant uitsla. Wat zijn ze toch leuk, dit zou echt kunnen werken! Nee, ze zijn toch te anders dan ik. Waar zij wat meer brave jongens uit de provincie zijn, ben ik iets meer een botte Amsterdamse. Waar zij voor stamppot en vla gaan, kies ik pompoencouscous en tiramisu. En toch zitten we vaak op één lijn.

Aan het eind van de avond bespreken we de stand van zaken. Richard zegt dat hij weet dat we anders zijn, maar dat hij er toch een goed gevoel bij heeft. Zij zouden er wel voor willen gaan, voor het intensief leren kennen, op exclusieve basis. Ik geef aan dat ik nog in een andere fase ben, dat ik meer mensen wil ontmoeten, meer gesprekken wil voeren, om erachter te komen waar ik precies naar op zoek ben. Ze snappen het, ze zullen geduld moeten hebben.

Een paar dagen later krijg ik een bericht van ze. Na onze afspraak waren ze toch een beetje in de war, schrijft Alex. Heb ik tijd voor een drankje? Met een biertje voor ons neus geeft Richard aan dat ze toch opeens niet zo goed begrepen waarom ik me verder wil oriënteren. Waarom ik aan ze twijfel. Ik weet dat ik het vrij uitgebreid heb uitgelegd bij hen aan de keukentafel, maar snap als geen ander hoe je toch opeens de draad kwijt kunt zijn, vooral in zo’n kwetsbaar proces. Ik vertel nog eens dat het niet gaat om twijfels over hen, maar dat ik deze oriëntatieperiode nodig heb om te weten wat ik wil, om erachter te komen wat voor mij de juiste klik is.

Ook met mijn andere wensvader-stel Steven en Jian maak ik een nieuwe afspraak. In mijn berichtje stel ik voor het dan ook even over dit hele proces te hebben, zodat ik nog eens kan benadrukken dat ik in een oriëntatiefase zit. Want ook bij hen merk ik dat ze met volle kracht vooruit gaan.
Dezelfde dag plaats ik een advertentie op de wensouder-website, zodat ik de komende tijd zoveel mogelijk dates zal hebben. Als ik bij de kinderopvang sta om één van mijn oppaskindjes op te halen, krijg ik een bericht van Steven. ‘Ha Merel,’ schrijft hij, ‘we zagen je advertentie. Prima natuurlijk. Maar we schrokken een beetje van je laatste alinea, daar herkenden we je eigenlijk helemaal niet in.’

Ik staar naar het schermpje van mijn telefoon. Laatste alinea? Ik google mijn advertentie en scan de tekst door. Aan het einde zie ik woorden die ik nooit eerder heb gezien. ‘Niet dat ik op uiterlijk selecteer. Maar ik zoek een blanke Europese donor, liefst met blond haar.’ De rest van de tekst neem ik niet eens meer in me op. O mijn god. Bij Steven en Jian is het Jian die de biologische vader zou willen zijn. En hij is Chinees.
Terwijl mijn oppaskindje aan mijn been staat te jengelen tik ik als een gek een bericht terug. ‘Ik heb deze tekst nog nooit gezien, ik zweer het.’ Woedend zoek ik naar een telefoonnummer van de wensouder-website, dat ik niet kan vinden. Ondertussen blijf ik verontschuldigingen appen naar de jongens. ‘O wat erg, ik vind dit echt heel erg.’ Ze zijn opgelucht. ‘We dachten even dat dit was wat je wilde bespreken de volgende keer,’ schrijft Jian. ‘Dat je besloten had dat je toch geen Chinees kindje wil.’ Ik stuur een boze mail aan de wensouder-club en krijg al snel een heel schuldbewuste medewerker aan de telefoon. Foutje bedankt.

Boven een bord kip in zwartebonensaus lach ik er een paar dagen later om met Steven en Jian. Als ik mijn oriëntatiefase-verhaal vertel, knikken ze. “Maar wij vinden jou heel leuk,” zegt Steven terwijl hij me met een schuin hoofd aankijkt. “We zijn bijna een beetje verliefd op je.” Ik giechel. “Ik ook een beetje op jullie,” zeg ik…

Lees ook: Wensvader gezocht! (deel 4): Na een paar weken krijgt Merel een schok te verwerken.