Waarom ik twijfels had over vaccineren (maar het toch heb gedaan)
Steeds meer mensen twijfelen of ze zullen vaccineren. Dit stuk is voor de twijfelaars. Janneke was er zelf een, maar besloot na grondig onderzoek: tóch doen. Dit is waarom.
Steeds meer mensen twijfelen of ze hun kind moeten laten vaccineren. Van alle tweejarigen was vorig jaar maar 90,2 procent volledig gevaccineerd, terwijl een percentage van 95 procent nodig is om de groepsimmuniteit te garanderen. Het zijn vooral kritische hoogopgeleide mensen die tegenwoordig vaker twijfels hebben. In kranten bestempeld als de ‘groene-smoothie-slurpende yup op een bakfiets die denkt kinderen gezond te houden met havermoutmuffins’. Ikzelf ben ook zo iemand. Ik ben dol op groene smoothies, bak havermoutmuffins, heb sinds kort een bakfiets en ben ook nog eens hoogopgeleid. Ik wist niet dat ik zo goed in een hokje te plaatsen was! En ik ben inderdaad kritisch. Toen mijn tweeling geboren was, vond ik het heftig dat ze al met een paar weken oud werden opgeroepen voor een prik. Ik had mijn hele zwangerschap nog geen broodje pesto mogen eten, en nu moest ik ze ineens volspuiten met ziektekiemen? Het druiste in tegen mijn moedergevoel. Mijn kinderen waren bovendien prematuur en dysmatuur geboren en daarom extra kwetsbaar. Dus toen een kennis mij vertelde dat zij ervoor gekozen had haar kinderen niet te vaccineren, luisterde ik aandachtig. “Je moet het niet doen,” zei ze. “Ik heb het ook niet gedaan en mijn kinderen zijn kerngezond.” Dat vond ik niet echt een overtuigend argument, daarom gaf ze mij een boekje met daarin een pleidooi om niet te vaccineren. Ik las het van A tot Z. Ik had goede, steekhoudende argumenten verwacht, gebaseerd op wetenschappelijk onderzoek, maar dit viel een beetje tegen. Alle argumenten waren vooral emotioneel van aard, en weinig wetenschappelijk. Ze varieerden van ‘vroeger was er slechtere hygiëne en daarom zijn vaccins niet meer nodig’ tot ‘mijn kinderen zijn nog steeds niet ziek geworden’.
LEES OOK: Vaccineren, borstvoeding, diksap: slaan we niet door (met onze gierend felle mening?).
Daarom deed ik navraag bij de kinderarts. Ik zei dat ik twijfelde of ik wel moest vaccineren. “Als vader kan ik me dat goed voorstellen,” zei hij, “maar als arts heb ik helaas te veel voorbeelden gezien van kinderen die doodziek werden binnengebracht met kinderziekten die niet meer zouden hoeven bestaan.” Niet al deze kinderen redden het: mazelen kan bijvoorbeeld nog steeds een dodelijke afloop hebben. Maar omdat de ziektes al zo lang niet voorkomen, zijn we vergeten hoe ernstig ze kunnen verlopen. Ik was blij dat de arts mijn twijfels serieus nam, en toch kon uitleggen dat de vaccinaties er niet voor niets zijn. Ik deed nog wat navraag bij vriendinnen, ook allen hoogopgeleide groene-smoothie-drinkers. Eén van die vriendinnen gaf aan ook getwijfeld te hebben. Maar zij moest dan telkens denken aan een goede vriend van haar, niet gevaccineerd, die rond zijn dertigste op vakantie in Griekenland de bof kreeg. Hij was daardoor doof geworden.
Waarom voelde ik eigenlijk zoveel weerzin tegen vaccineren? Ik geloof niet in complottheorieën, dus het idee dat vaccins zijn uitgevonden zodat de farmaceutische industrie dan meer geld kan verdienen, is aan mij niet besteed. Er is namelijk veel meer geld te verdienen aan het behandelen van ziektes dan aan het voorkomen daarvan. Ook weet ik dat vaccins ten onrechte in verband zijn gebracht met autisme: het onderzoek van de arts die een verband legde tussen die twee, bleek te berusten op fraude. Waarom bleef ik dan toch zoveel weerstand voelen tegen de prikken? Ineens weet ik het: het heeft te maken met mijn geloof in een ideale wereld. Ik heb net twee kinderen op de wereld gezet en ik wil dat zij opgroeien in een wereld zonder ziekten, pijn of verdriet. In die wereld zijn vaccinaties niet nodig, en kunnen ziekten genezen worden met drie slokken water en pure gedachtekracht. Maar als ik heel eerlijk ben, moet ik toegeven dat die ideale wereld (nog) niet bestaat. Het feit dat ik ze nu al moet beschermen tegen de boze buitenwereld confronteert me met die harde waarheid. Het doet pijn. Te moeten buigen voor onze niet-perfecte wereld waar ik zojuist twee kinderen op heb gezet. Maar nog even over die gedachtekracht. Dat doet me denken aan wat een wijze vrouw onlangs tegen me zei. Zij kreeg kanker en moest bestraald worden. Ze had heel andere plannen voor dat jaar, zei ze, maar ze besloot haar positieve gedachten in te zetten voor iets wat in eerste instantie negatief leek. Elke keer dat ze bestraald werd, stelde ze zich voor dat ze bestraald werd met vreugde, met ‘joy’. Zó mooi vond ik dat.
Niet dat ik vaccinaties wil vergelijken met bestraling, maar ik besef wel dat ik zelf kan kiezen welke gedachten ik heb over vaccinaties. In plaats van tegen mezelf te zeggen ‘ik spuit mijn kinderen vol met ziektekiemen’, kan ik óók zeggen: ‘dit is een krachtige genezer’. En dat is precies wat ik heb gedaan. Want al druiste het vaccineren aanvankelijk in tegen mijn moedergevoel, ik had ook nog zoiets als gezond verstand. En daarom besloot ik aan beide tegemoet te komen. Met sommige prikken wachtte ik enkele weken totdat mijn kinderen de gecorrigeerde leeftijd hadden bereikt (de leeftijd van op tijd geboren kinderen). Of ik wachtte er nog even mee omdat ze op dat moment ziek waren. Eén prik liet ik opsplitsen in verband met hun lage weerstand. Dit alles steeds in goed overleg, en steeds werd ik als moeder goed gehoord, wat me vertrouwen gaf dat iedereen het beste voorhad met mijn (en andermans) kinderen. Het pakte goed uit. Onze kinderen hadden weinig tot geen last van de vaccinaties. Inmiddels zijn ze drie jaar en zo gezond als een vis. Ze zijn afgelopen jaar misschien één keer verkouden of misselijk geweest. En zo werd ik van een twijfelaar over vaccinaties een niet-twijfelaar. Iemand die blij is dat ze tóch tot het percentage prikkers behoort. Een kwestie van de juiste verhouding tussen moedergevoel en gezond verstand.
Je kunt Janneke ook volgen op Instagram: @mylittledutchdiary
LEES OOK: Elf dingen die je niet moet zeggen bij een vroeggeboorte.
Janneke (45) heeft drie dochters: een tweeling van 8 en een peuter van 2. Over de tweelingzwangerschap en -hectiek van de eerste jaren schreef ze het boek O jee het zijn er twee. Tegenwoordig probeert ze vanuit intuïtie en creativiteit te balanceren tussen haar werk als schrijver en het moederschap van drie meiden. Je kunt haar belevenissen ook volgen op haar Instagram.