Toen Mirjam in de klauwen van de borstvoedingsmaffia belandde
Het stond als een paal boven water: natuurlijk ging Mirjam borstvoeding geven toen ze zwanger was van de tweede. Ze had er zelfs zin in. En toch kreeg ook zij het met de borstvoedingsmaffia aan de stok.
Ik lig in mijn ziekenhuisbed en kijk uit op het welbekende grote, gele kolfapparaat op wieltjes. Ik weet dat ik het nodig heb om de boel op gang te krijgen bij mezelf, maar het mag niet. Volgens de lactatiekundige gaat dan namelijk de colostrum verloren en dat is dood en doodzonde. Beter is om mezelf af te ‘melken’ en de kostbare vloeistof op te vangen met een theelepeltje. Ze heeft het net bij me voorgedaan, wat uitermate gênant en pijnlijk was en vond dat ik nu zelf maar aan slag moest, kordaat als ik in haar ogen was. Dus daar zit ik dan aan mijn eigen tepels te trekken terwijl ik net een zware buikoperatie achter de rug heb. Gekker moet het niet worden, dacht ik toen. Maar dat werd het wel.
Lees ook: Er was eens een vrouw die borstvoeding gaf.
Ik verheugde me er echt op. Borstvoeding geven. Gezellig, gezond en gewoon heel erg handig. Omdat het nu de laatste keer zou zijn, wilde ik misschien zelfs langer dan zes maanden doorgaan, wat bij de eerste het geval was geweest. Bij Boris had ik door de keizersnede wat opstartproblemen gehad, maar eenmaal op gang, stroomde de melk volop en had ik genoeg voor de hele buurt. Ik wist dus wat me te wachten stond en dat ik de eerste dagen flink moest kolven wilde er iets gebeuren in mijn lichaam, maar dat het daarna helemaal goed zou komen.
Dat liep volstrekt anders. Noem het maar gerust een relletje. Ik zie mijn verloskundige nog witheet zitten op mijn kraambed terwijl ze even daarvoor de lactatiekundige van het ziekenhuis telefonisch de huid heeft vol gescholden. Het begon met de kolf die ik niet mocht gebruiken. Nee, mijn baby, Jesse, diende als kolf, zo werd gezegd. Als ik hem maar vaak genoeg aan zou leggen kwam de productie vanzelf op gang. Dat ik niet of nauwelijks productie had, maakte voor het personeel niets uit. Hij kreeg vast wel iets binnen, zeiden ze en bovendien was zijn maag zo klein als een walnoot dus veel had hij niet nodig. Een beetje gek vond ik dat wel, want Jesse was een grote baby met twee dikke hamsterwangen van haast vijf kilo. Je zou dus denken dat hij gewend was veel te eten, maar de verpleging was vastbesloten, dus ik legde mijn twijfels naast me neer. Hij was zó flink, hij kon wel wat hebben, werd steeds gezegd. Bovendien was het normaal dat baby’s afvielen in het begin. Ik had dan ook geen zin in negativiteit. Ik was net bevallen van een geweldige zoon en lag stijf van de liefdeshormonen in bed, met een nieuwe baby op mijn buik.
Jesse begon wel steeds meer te huilen. Dat viel het bezoek ook op. ‘Heeft hij geen honger?’ Zeiden ze dan. Nee hoor, zijn maag is zo groot als een walnoot, hij heeft nog niet zoveel nodig, papegaaide ik de verpleging dan na. Ik dacht dan ook echt dat hij genoeg zou hebben aan die paar druppels die er misschien uit zouden komen, gretig als hij zoog. Het is dan wel al de tweede nacht dat ik geen oog heb dicht gedaan. Kapot ben ik. Jesse lijkt alleen iets rustiger te worden als hij op mijn buik ligt. Op nacht drie schreeuwt mijn moederlijke intuïtie dat het genoeg is geweest en vraag ik om bijvoeding. De dienstdoende verpleegster gaat na lang aandringen overstag en geeft hem één spuitje met melk waarop hij slaapt als een roos.
Honger. Dat was het dus toch. ‘Ze kunnen naar de maan met hun beleid’, dacht ik meteen en ik stond er op dat ze Jesse om de drie uur bij zouden voeden. Het was de dag van mijn ontslag. Jesse bleek inmiddels meer dan tien procent van zijn geboortegewicht kwijt, wat fors is. Vlak voordat we naar huis mochten, stormde de lactatiekundige ineens mijn kamer binnen. Ze zei: ‘Een klein beetje bijvoeden mag, maar niet iedere drie uur anders krijg je hem noooooít meer aan de borst!’ Ze leek haast in paniek met die vlekken in haar nek.
Eenmaal thuis stond ik te hannesen met een pak kunstvoeding dat ik direct had aangeschaft onderweg. De kraamzorg, die kort daarop arriveerde bleef me maar vragen stellen. Weet je wel hoeveel je hem moet geven? Wat hebben ze hier dan over gezegd in het ziekenhuis? Nou, niets dus. Ik was ontslagen zonder enige vorm van voorlichting over bijvoeding. Mijn verloskundige was ziedend. Die zelfde dag nog volgde een gesprek met de lactatiekundige in kwestie. Tien procent was veel te veel. Hoe hadden ze dit nou kunnen adviseren? En of ze dit in het vervolg nooit, maar dan ook nooit meer wilden doen?
Vijf dagen na de komst van Jesse en flink wat kolven was mijn productie volledig op gang en liep de borstvoeding gesmeerd. Ik kijk met veel plezier terug op zijn geboorte, maar dit hoofdstuk was toch een behoorlijke smet op het geheel. Dit soort stress wil je gewoon echt niet als je net bevallen bent.
Lees ook: De 10 allerleukste cartoons over borstvoeding