Gevonden! Dé oplossing voor al uw peuterdriftbuien
Heeft je een peuter een enorme driftbui en helpt er geen moederlief aan? Janneke ontdekte in een wanhopige poging het tij te keren iets dat werkt: het poeplied.
LEES OOK: Het scheetkussen-incident
Mijn kinderen zijn al vier, maar kunnen nog steeds boze buien hebben. Zeker sinds ze met school zijn begonnen en de dagen net iets te lang duren, zijn ze aan het eind van de dag óp en valt er soms geen land meer met ze te bezeilen. Maar ja, je moet ze wel in bed zien te krijgen en driftbuien dus tijdig in de kiem smoren. Een schier onmogelijke opgave, zeker als je zelf eind van de dag ook moe en niet meer heel geduldig bent. Laatst was het weer zover. Ik probeerde de kinderen de badkamer in te krijgen. Eén kind werkte mee, het ander lag in groot protest op de gang op de grond en weigerde pertinent alles. Tanden poetsen, wassen, plassen – het was nee, nee en nog eens nee. En ik mocht ook zeker nergens mee helpen want dan was het helemaal brullen geblazen. Ik had al mijn troeven al uitgespeeld. Van: ‘Wie het eerste klaar is, heeft gewonnen’, tot: ‘Als je nu niet meewerkt, is er geen tijd meer voor een verhaaltje’ en van ‘Laten we de namen opnoemen van alle bacteriën die op je tandjes zitten’ tot ‘Ik tel tot drie en dan sta je je tanden te poetsen.’
En toen zei ik ineens, zomaar uit het niets: ‘Maar als je daar blijft liggen, mis je wel het poeplied.’
Ik zag haar een heel boze wenkbrauw optrekken.
‘Ken je het poeplied niet?’
‘Nee!’
‘Maar dat is een heel leuk lied hoor.’
Geen sjoege.
Toen begon ik te zingen, op de melodie van Vader Jacob:
‘Scheetie, poepie, hoopie, drollie,
kak, kak, kak,
bil, bil, bil,
Plassie, poepie, koekie,
Vieze poepie joepie…’
Het lied was nog niet afgelopen, maar het leek nog niet veel uit te halen. ‘Wil je weten hoe het verder gaat?’ vroeg ik.
‘Nee!’ klonk het ferm, maar ik bespeurde toch enige aarzeling.
‘Kom maar, dan fluister ik het in je oor,’ zei ik.
En toen stond ze op en kwam schoorvoetend naar me toe. Ik zag ineens een klein glimlachje op haar gezicht verschijnen. En ik begon van voren af aan en eindigde met:
‘Scheetie poep,
Drollenboef’ – of zoiets dergelijks, want ik verzon het lied ter plekke.
Toen werd de kleine glimlach een grote glimlach en ineens begon ze te bulderen van het giechelen – alsof ze al die tijd al moeite had moeten doen om haar lachen in te houden. En algauw klonk het uit volle borst: ‘Kak, kak, kak – hihihihi’, ‘Poep, poep, poep – hahahaha’ De inbreng van haar zus hielp waarschijnlijk ook, want die lag al wat langer dubbel van het lachen. ‘Hularisch’, was haar conclusie. De boze bui van haar zusje was als sneeuw voor de zon verdwenen en tien coupletten en refreinen later lag iedereen in bed. Nu moest ik alleen nog zorgen dat de slappe lach ophield – we waren denk ik iets te lang en enthousiast doorgegaan met het poeplied. Maar twee verhaaltjes later was ook dat voor elkaar.
Nu zet ik het poeplied wel vaker in als laatste stroef (niet te vaak, want dan verliest het zijn effect). Het maakt eigenlijk niet uit wát ik zing, als er maar woorden in voorkomen die zij ‘hularisch’ vinden. Ik kan het poeplied aan iedere ouder van een peuter of kleuter die in de poepgrapjesfase (en die duurt láng!) zit, van harte aanbevelen. Baat het niet, dan schaadt het niet. Hoewel er natuurlijk wel een kans bestaat dat ze het lied op een ochtend gaan voorzingen aan de juf. Maar dan geven jullie mij maar de schuld.
LEES OOK: Deze peuter wilde maar één thema voor haar verjaardag: poep
Janneke (45) heeft drie dochters: een tweeling van 8 en een peuter van 2. Over de tweelingzwangerschap en -hectiek van de eerste jaren schreef ze het boek O jee het zijn er twee. Tegenwoordig probeert ze vanuit intuïtie en creativiteit te balanceren tussen haar werk als schrijver en het moederschap van drie meiden. Je kunt haar belevenissen ook volgen op haar Instagram.