De 33 dingen die je dagelijks zegt als je een peuter en een baby in huis hebt
Sinds acht maanden heeft peuter S. er een broertje bij: baby B. Een bijster leuk, knap ventje (logisch, logisch) met bolle wangen, twee kleine ondertandjes, dikke vingers en een heleboel kwijl. En poep. En honger. En hij lijkt ook al een eigen mening te hebben. Het moet toch niet gekker worden. Anyways, met deze grote verandering in de gezinssamenstelling zijn ook de gesprekken in huis veranderd. Of nou ja, gesprékken, gesprékken. Zie hier, een greep uit een ochtend met baby B. en peuter S.
Lees ook: 16 Dingen die je nóóit zou doen (en echt.. nr 10 doet iedereen)
- Oh, wat zien jullie er vandaag weer heerlijk uit. Wat een leuke kleren hebben jullie toch aan. En dat allemaal dankzij de sale in de Bijenkorf. Wat een weelde. Wat een prachtige poppekindjes zijn jullie toch. We gaan er een gezellige dag van maken.
- Nou, even baby B. zijn fruithap geven in de wipper.
- *Peuter S. komt aanstormen met een rode touringcar in zijn hand *
- Oh, lieverd, nee, je kunt niet met je nieuwe bus over het hoofd van baby B. rijden. Dat gaat niet, dat gaat écht niet. Stoppen. STOPPEN met de bus! Pas op zijn oog! Weg met die bus! Kanonnen.
- Nee, niet nu keihard aan de wipper gaan schudden, straks wordt je broertje nog gelanceerd en ik probeer je broertje een fruithap te geven. Stop daar eens mee. Stop daar eens mee. STOP daar eens mee? Hoe vaak moet ik stop roepen in dit gezin? Is er iemand die mij komt redden?
- Ik lijk wel een politieagent en dat wil ik niet. Dat wil ik gewoon niet. Vanaf nu gaan we het anders doen. Ik weet nog niet hoe, maar dit moet anders. Mama gaat boeken lezen erover.
- Ik moet baby B. even verschonen. Ga jij anders even lekker met je garage spelen, dan geef ik B. snel een schone luier.
- Niet? Oké, prima, kom maar gezellig mee dan. Pak je stoeltje maar, dan kun je kijken. Wel voorzichtig doen hoor. Niet expres gaan wiebelen. Niet wiebelen. Goed zo.
- Nee, niet de sudo crème op de commode smeren.
- Weet je wat? Je mag de billetjes van baby B. helpen insmeren, kom maar even hier staa- nee niét de sudo crème op de commode smeren, anders ga je hier maar weg, nou ga maar even weg dan, als je niet kunt luisteren, jammer dan.
- Ja, dan kun je zo hard schreeuwen als je wilt, maar dit accepteer ik gewoon niet, punt.
- Oké, alles is weer rustig en gezellig. En weet je wat, het is alweer tijd voor de lunch. En ik héb toch heerlijke bananenpannenkoeken gemaakt. Het is een hit! Kom maar proeven. Lekker hè? Ja, mama is ook trots op zichzelf.
- Misschien wil baby B. ook wel een beetje pannenkoek proberen. Hij heeft nu twee tandjes, volgens mij is hij er best aan toe. Nee, ja, nee, baby B. mag óók gewoon pannenkoeken eten, mama heeft twee kindjes, en die mogen allebei pannenkoeken eten, de pannenkoeken zijn voor jullie ál-le-bei. Samen pannenkoeken eten is leuk! Samen eten is LEUK. Dat heeft mama laatst nog ergens gehoord.
- Ik wil baby B. zijn nieuwe flapjesboek voorlezen. Kom je er ook even bij zitten, S.? Jij vindt dit ook leuk. Jeetje, wat knus allemaal weer. Daar gaan we dan.
- Kijk, dit is Dikkie Dik met een flapje voor zijn gezicht. Kiekeboe, zegt-‘ie! Kiekeboe! Flapflapflap. Nee, laat màmma het boekje maar even vast houden. Mamma bedient de flapjes.
- Mamma. Bedient. De. Flapjes.
- Goed. IK wil dus het boekje vasthouden, anders kan ik niet leuk voorlezen of wel dan.
- Nou oké dan. Wil jij anders je broertje voorlezen? Ook prima. Maar mamma blijft er wél even bij zitten.
- Nee, niet met het boekje in het gezicht van je broertje slaan, dat doet au. Niet doen. Geef het boekje anders maar weer terug. Zo. Ja, dan kun je huilen en schreeuwen en schoppen maar het is niet anders. Punt.
- Weer die punt. Hoezo??
- Wat IS DIT VOOR EEN LEVEN EIGENLIJK? Maar dat heb ik niet hardop gezegd, dat dacht ik alleen maar. Ik ben onschuldig!
- Oh, wat zijn jullie lief aan het spelen. Wat gezellig en heerlijk om te zien. Ja, ik zie dat je broertje moet lachen om je gekke bekken, leuk hoor. Wat een lol. Ik vind het echt heel erg leuk dat jullie zo gezellig spelen. Maar niet te hard wiebelen aan de wipper hoor, dat weet je.
- Záchtjes wipperen hoor. Zachtjes wipperen. Záchtjes! Hoe vaak heb ik dit nou al gezegd? Jullie waren zo gezellig aan het spelen. Zachtjes wipperen – of nou, weet je wat: we gaan gewoon helemaal niet meer helpen met wipperen.
- Nou, je broertje ligt nu gewoon even in de box. Nee, je kunt niet alle kussens in de box gooien, die krijgt je broertje bovenop z’n gezicht en dan kan je broertje niet meer ademen.
- Goed, baby B. heeft gepoept en allemaal melk over zichzelf uitgestort, dus hij krijgt een schone luier en schone kleren, want de melk zit overal. *Legt baby B. op de commode en peuter S. kijkt vredig toe het is een wonder*
- Och arme baby B., niet zo huilen, je rompertje zit inderdáád een beetje stra – sorry, niet huilen nu, niet huilen, het is zo voorbij, maar je moet gewoon even dit rompertje aan want hij is zo leuk en anders heb je hem maar één keer aan gehad. En hij was rammend duur.
- Zo, baby B. ligt weer in de box. In zijn nieuwe rompertje. Even een foto maken.
- *Peuter S. gooit nu de mooie wollen deken die op de bank lag in de box*
- Oh, nee, je kunt niet het bankdekentje over je broertje heen gooien. Dan gaat je broertje stikken. Ja, nee, ook al is-‘ie hartstikke hard aan het lachen. Het is gevaarlijk, het is au, doe maar niet.
- Oh, wat LIEF dat je helemaal uit jezelf een leuk speeltje voor je broertje hebt uitgezocht. Heel erg lief. Wat een geweldig lieve grote broer ben jij! Wat een gezelligheid! Wat een lieve broertjes! Kom, we maken snel een leuke foto.
- Blijf maar even bij de box staan, dan maak ik een fo-
- Nee, je kan niet nu al naar de foto kijken, ik heb hem nog niet gemaakt, even blijven sta-
- Whatever.
Lees ook: Mensen zonder kinderen hebben géén idee