Hoe ik terechtkwam in een bloedbad – en mijn moederhart even stilstond
Ook al is Franke altijd angstig en beducht op gevaar, ze weet ook: een ongeluk zit in een klein hoekje. En dat ongelukje bleek precies plaats te vinden toen ze even naar de supermarkt was.
Gisteravond sprong ik na het avondeten van tafel om mijn nieuwe favoriete me-moment op te eisen. Onder het mom ‘mama gaat een toetje halen’ toog ik naar de supermarkt. Helaas voor mij waren de chocoladekaramel-hagelslag-bolletjes uitverkocht en keerde ik licht gedesillusioneerd naar huis terug terug – met een griesmeelpudding in mijn tas waar ik Puk (6) en Olle (3) vast blij mee zou maken.
LEES OOK: Ouders, kijk uit met water deze zomer (want een ongeluk is zo gebeurd).
Maar in plaats van blije kindertjes trof ik bij aankomst een oorlogsgebied. Puk stond in de tuin te huilen: “Olle, Olle. Ik durf niet naar binnen, mama.” Op dat moment stopte mijn hart met kloppen. Ik rende naar binnen, gooide mijn tas neer en zag bloedspetters. Overal bloedspetters. Ik voelde paniek, ik voelde niks, ik had watten in mijn hoofd, ik durfde niet naar Olle te kijken, vastgehouden door manlief, een doek tegen zijn bloedende hoofd gedrukt. “Bloed, bloed,” huilde Olle, maar dat hoefde hij me niet te vertellen, hij zat onder van top tot teen. “Naar het ziekenhuis NU,” commandeerde manlief. Ik nam Olle over zodat hij zijn schoenen aan kon doen, vertelde hem waar de verzekeringspassen lagen en hielp Puk de auto in, Olle stevig tegen mee aangeklemd. “Hij is van de stoel gegleden, met zijn oog precies tegen de tafelrand,” hoorde ik en manlief startte de motor.
Alsof we bezig waren met een militaire operatie, zo strak werkten we samen om zo snel mogelijk bij de EHBO te komen. We zetten Puk af bij een vriendinnetje en raceten door naar het ziekenhuis. Manlief wist van gekkigheid de weg niet meer. “Links”, “Hier rechts”, “Na de rotonde driekwart” dirigeerde ik als een navigatiesysteem. Manlief reed strak en snel, ik suste Olle met lieve woordjes. “Alles komt goed, kleintje, mama is bij je, blijf maar lekker liggen.” Mijn gewonde peuterzoontje ademde diep. Langzaam voelde ik het bloed door de doek heen sijpelen, een plakkerige, warme substantie tegen mijn klamme vingers. Mijn benen trilden van de adrenaline en ik hoopte dat Olle niet zou voelen hoe hard mijn hart tekeerging, hoeveel paniek ik in elke vezel van mijn lijf voelde. Niet weten hoe hij eraan toe was, het was de hel. Olle leek in slaap te vallen, werd kalmer en kalmer. Alsof hij in een soort overlevingsmodus schoot, rustig afwachtend tot wat er gebeuren zou.
Bij de Eerste Hulp werden we meteen geholpen. Of ik nog even een nieuw gaasje tegen Olles slaap wilde drukken. “Durf ik niet,” piepte ik tegen de verpleegster. Ik stond hier al heel stoer, vond ik zelf, ik was écht niet van plan nog eens te kijken naar mijn kapotte kind. Eén korte blik op zijn bebloede hoofd was meer dan genoeg geweest. Een paar minuten later was Olle gelijmd. Twee lieve zusters met 40 jaar ervaring die het bloed deskundig weg veegden, de boel dicht lijmden en slechte grappen maakten, en mijn zoon was er weer bovenop. We reden naar huis, gaven de kinderen een ijsje en poetsten het bloed van de eikenhouten vloer, de keukenkastjes, wasbak en tafel. “Maar beter dat je het niet gezien hebt. Het spóót eruit, bij elke hartslag gutste het naar buiten,” zei manlief terwijl hij het bloed uit de wasbak spoelde. Ja, ik was inderdaad blij dat ik dat had gemist. Bovendien was ik dankbaar dat Puk zo goed was opgevangen, dankbaar voor de lieve, kundige verpleegkundigen in het ziekenhuis, dankbaar dat het met een sisser was afgelopen, dit verhaal. Olle heeft een flinke jaap door zijn wenkbrauw, maar er is niets gebroken of blijvend kapot. Zijn oog is inmiddels zo dik dat hij er niet meer door kan kijken, maar alles functioneert naar behoren. God zij gedankt.
Het eerste ongeluk van je kind. De dag waarvan je wist dat-ie ging komen. Je wéét je dat je kind ooit van een klimrek zal stuiteren, uit gaat glijden over niks, zijn hoofd stoot, van de trap valt, een te grote hap neemt, in glas trapt, ziek wordt, uit het water gevist moet worden, noem maar op. En je weet ergens ook diep in dat hagedissenbrein; hoe eng of erg, dat je dat gaat overleven. Omdat je de ouder bent, omdat je wel móét. Maar dat eerste, echte litteken: wennen zal het nooit.
Tof als kraamcadeau of gewoon voor jezelf: bestel hier de boeken van Franke.