Max Verstappen dicteert de zondag van Esmay en haar gezin
Renée d’r man is groot fan van Max Verstappen. En dat heeft nogal invloed op hun zondagen. Die verlopen tegenwoordig ongeveer zo:
Lees ook: Dit zeggen alle moeders elke dag
Renée: ‘Zullen we nog even naar de kinderboerderij. Dan halen we allemaal nog even een frisse neus.’
Kasper: ‘Nu nog?’
Renée: ‘Hoezo? Het is pas half vier?’
Kasper: ‘Ja, maar…’
Kasper wijst naar de tv. ‘Max Verstappen.’
Renée zucht. ‘Hoe laat begint dat dan?’
Kasper: ‘Vier uur.’
Renée: ‘Nee, maar hoe laat begint het echt? Want ik ga niet ook nog een uur kijken naar hoe ze praten over een race die nog niet begonnen is.’
Kasper: ‘Oké. Vijf uur.’
Renée: ‘Zorgen we dat we dan terug zijn.’
Kasper hijst zich met tegenzin in zijn jas en stapt naar buiten.
Renée: ‘Wat loop je snel.. Ik hou je niet bij.’
Cooper: ‘Papa, niet zo snellllll!!!’
Kasper: ‘Doorlopen, mensen.’
Renée: ‘Ik zie de geitjes al, lieverd.’
Cooper: ‘Jeehhh!’
Kasper: ‘Pak je brood alvast, dan. Kom op. Ze hebben honger.’
Cooper: ‘Geitjes!!! Broodd!!’
Kasper: ‘Leuk, zeg. Zullen we gaan?’
Renée: ‘Nog even, joh. Ze genieten ervan.’
Kasper: ‘Zij wel, ja.’
Renée: ‘Wat zeg je?’
Kasper: ‘Nee, niks. Dat het hier zo leuk is.’
Renée: ‘Ja, he? Wel rustig op de kinderboerderij vandaag.’
Kasper: ‘Vind je het gek?’
Renée: ‘Oh, zij gaan ook al weg.’
Kasper: ‘Ook Formule1 kijken zeker. Zullen wij ook gaan?’
Cooper: ‘Papa, mag ik op de pony zitten.’
Kasper: ‘Oké, kom op, dan. Effe snel.’
Renée: ‘Niet zo aan zijn halster trekken, Kas. Die pony gaat niet harder.’
Cooper huilt. ‘Papa, eng. Ik vind het eng. En het doet zeer aan mijn piemel.’
Kasper: ‘Nou, maar snel eraf, dan. En naar huis voor een pleister. Pak je fiets maar.’
Reneé: ‘Nou, was toch effe lekker, zo?’
Kasper: ‘Jazeker. Cooper, zullen we racen naar huis? Wie er het eerste is.’
Cooper: ‘Jaaaaaaa!’
Eenmaal thuis.
Renée: ‘Hoeveel rondjes doen ze vandaag?’
Kasper: ‘Zeventig.’
Renée: ‘Hoeveel hebben ze er al gedaan?’
Kasper: ‘Twee.’
Renée: ‘En hoe lang doen ze daar nog over?’
Kasper: ‘Ja, dat weet je dus niet, hè? Dat is het spannende.’
Renée: ‘Nou, vind er geen klap aan. Steeds hetzelfde rondje.’
Kasper: ‘Cooper, kom je bij me zitten? Kijk, die rode dat is Max Verstappen. Daar zijn wij voor.’
Cooper: ‘Ik niet, hoor. Ik ben gewoon voor de snelste. Wil jij met mij met de dino’s spelen?’
Kasper: ‘Nee, papa kijkt naar racen. Wil je ook kijken? Racen is gaaf, hoor.’
Cooper: ‘Nee, saai. Steeds hetzelfde. Wil je nou met de dino’s?’
Kasper: ‘Nee.’
Cooper: ‘Mamaaaaa. Papa wil niet met de dino’s. Jij dan?’
Renée: ‘Ja, dat is goed, schat. Kom maar. Wraahh. Ik ga je opeten.’
Renée: ‘Over eten gesproken: wat doen we met eten?’
Kasper: ‘Kweenie. Wat jij wilt. Een potje.’
Renée: ‘Een potje wat?’
Kasper: ‘Eten?’
Renée: ‘Wil je je zoon van vier een potje Olvarit voorschotelen.’
Kasper: ‘Kan toch?’
Renée: ‘Nee, dat kan niet. En wij dan?’
Kasper: ‘Tosti?’
Cooper lacht: ‘Dat is geen avondeten, papa.’
Renée: ‘Nee, inderdaad. We gaan wel borrelen. Stukje kaas, stukje worst, druiven, worteltjes. Dat soort dingen.’
Cooper: ‘Jaaaa, borrelen.’
Renée: ‘Ga jij maar even spelen, dan maak ik het klaar.’
Kasper: ‘Kom lekker bij me zitten, lieffie. Dan leg ik je uit hoe formule1 werkt.’
Cooper: ‘Oké.’
Kasper: ‘Kijk, als hij met zijn banden over die strook gaat, krijgt hij strafpunten.’
Cooper: ‘Moet Max Verstappen dan op zijn kamer zitten.’
Kasper: ‘Haha, nee. Dan krijgt hij er seconden bij opgeteld.’
Cooper: ‘Ik kan tellen. 1,2,3,4,5,6,7,8,9,10,11,12,13,14,15,16,17,18…. Ehm. 11,12,13,14,15,16,17,18.
Kasper: ‘Goed, hoor. Knap. Stil nu maar weer.’
Renée vanuit de keuken: ‘Hoeveel rondjes nog?’
Kasper: ‘Nog 32. Max Verstappen rijdt nu vijfde. Vettel eerste. Maar Hamilton die wil perse een podiumplek, dat merk je aan alles. Dat wordt spannend.’
Renée: ‘Hmhm. Wat wil je borrelen?’
Kasper: ‘Doe maar wat.’
Renée: ‘Broodje poep dan?’
Kasper: ‘Is goed.’
Cooper: ‘Hahaha, broodje poep. Papa. Mama zei broodje poep.’
Kasper: ‘Oh ja. Oef, kijk Max gaan.’
Cooper: ‘Wie is Max?’
Kasper: ‘Dat is die coureur in de rode auto. Oh, hij gaat de pitstop in.’
Cooper: ‘’Net als Sinterklaas. Die is ook een bisschop. Toch?’
Kasper: ‘Hmhm.’
Renée: ‘Eten!’
Cooper: ‘Lekker.’
Kasper met volle mond: ‘Kijk hij gaat erlangs. Oef. Jezus. Wat spannend, dit. Ik snap niet dat je dit niet spannend vindt.’
Renée: ‘Hoeveel rondjes nog? Want Bowie begint te gapen. En ik kan niet met allebei tegelijk onder de douche.’
Kasper: ‘Nog 9.’
Renée: ‘Ik weet niet of hij dat volhoudt.’
Kasper: ‘Nu nog maar 8.’
Renée: ‘Ik ga wel vast naar boven om ze uit te kleden.’
Cooper: ‘Ik wil niet onder de douche. Ik wil Sinterklaas kijken in zijn raceauto.’
Renée: ‘Oké. Neem ik Bowie vast mee. Kom je dan zo?’
Kasper: ‘Hmhm. Ja, hoor.’
Renée: ‘Of vind je het gezellig als ik nog even meekijk?’
Kasper: ‘Ja, het is zo spannend. Kijk. Oef, daar gaat-ie. Band kapot. Dat kost ‘m seconden. Zeker zeven of acht.’
Cooper: ‘Acht, negen, tien, elf, twaalf. Ik kan tot achttien. Wil je het horen, papa?’
Kasper: ‘Straks.’
Cooper: ‘Mama, papa luistert niet. IK BEN BOOS.’
Kasper: ‘Wil je even in de keuken boos zijn, Cooper? Anders hoort papa het niet.’
Renée: ‘Kom maar hier, lieverd. Het is bijna afgelopen.’
Cooper: ‘Hoeveel rondjes nog?’
Kasper: ‘Nog twee.’
Renée: ‘God zij dank.’
Kasper: ‘Nog één.’
Renée: ‘En afgelopen. Was het leuk? Heb je ervan genoten?’
Kasper: ‘Ja. Super, toch? Jullie hebben toch ook genoten?’
Renée: ‘Enorm!’
Cooper: ‘Nee, stom!’
Kasper: ‘Wat gaan we eten?’
Renée: ‘Je hebt net een bord eten naar binnen gewerkt, tijdens de race.’
Kasper: ‘Oh ja, was lekker, trouwens.’
Renée: ‘Hmhm. Lieverd. Zal ik volgende week zondag naar mijn moeder gaan met de kinderen?’
Kasper: ‘Wat een goed idee. Of… moet ik mee?’
Renée: ‘Nee, hoor. Dan kun jij lekker Max Verstappen kijken.’
Kasper: ‘Dat is lief. Ik heb er nu al zin in. Ik tel de dagen af.’
Cooper: ‘Aftellen. Dat kan ik ook. 7,6,5,4,3,2,1. Knap hè, papa?’
Kasper: ‘Geweldig, kind!’
Lees ook: Femke’s vrije dag: voor en na het moederschap