Max Verstappen dicteert de zondag van Esmay en haar gezin

26.11.2017 04:55


Renée d’r man is groot fan van Max Verstappen. En dat heeft nogal invloed op hun zondagen. Die verlopen tegenwoordig ongeveer zo:

Lees ook: Dit zeggen alle moeders elke dag

Renée: ‘Zullen we nog even naar de kinderboerderij. Dan halen we allemaal nog even een frisse neus.’
Kasper: ‘Nu nog?’
Renée: ‘Hoezo? Het is pas half vier?’
Kasper: ‘Ja, maar…’
Kasper wijst naar de tv. ‘Max Verstappen.’
Renée zucht. ‘Hoe laat begint dat dan?’
Kasper: ‘Vier uur.’
Renée: ‘Nee, maar hoe laat begint het echt? Want ik ga niet ook nog een uur kijken naar hoe ze praten over een race die nog niet begonnen is.’
Kasper: ‘Oké. Vijf uur.’
Renée: ‘Zorgen we dat we dan terug zijn.’
Kasper hijst zich met tegenzin in zijn jas en stapt naar buiten.


Renée: ‘Wat loop je snel.. Ik hou je niet bij.’
Cooper: ‘Papa, niet zo snellllll!!!’
Kasper: ‘Doorlopen, mensen.’
Renée: ‘Ik zie de geitjes al, lieverd.’
Cooper: ‘Jeehhh!’
Kasper: ‘Pak je brood alvast, dan. Kom op. Ze hebben honger.’
Cooper: ‘Geitjes!!! Broodd!!’
Kasper: ‘Leuk, zeg. Zullen we gaan?’
Renée: ‘Nog even, joh. Ze genieten ervan.’
Kasper: ‘Zij wel, ja.’
Renée: ‘Wat zeg je?’
Kasper: ‘Nee, niks. Dat het hier zo leuk is.’
Renée: ‘Ja, he? Wel rustig op de kinderboerderij vandaag.’
Kasper: ‘Vind je het gek?’
Renée: ‘Oh, zij gaan ook al weg.’
Kasper: ‘Ook Formule1 kijken zeker. Zullen wij ook gaan?’

Cooper: ‘Papa, mag ik op de pony zitten.’
Kasper: ‘Oké, kom op, dan. Effe snel.’
Renée: ‘Niet zo aan zijn halster trekken, Kas. Die pony gaat niet harder.’
Cooper huilt. ‘Papa, eng. Ik vind het eng. En het doet zeer aan mijn piemel.’
Kasper: ‘Nou, maar snel eraf, dan. En naar huis voor een pleister. Pak je fiets maar.’
Reneé: ‘Nou, was toch effe lekker, zo?’
Kasper: ‘Jazeker. Cooper, zullen we racen naar huis? Wie er het eerste is.’
Cooper: ‘Jaaaaaaa!’

Eenmaal thuis.
Renée: ‘Hoeveel rondjes doen ze vandaag?’
Kasper: ‘Zeventig.’
Renée: ‘Hoeveel hebben ze er al gedaan?’
Kasper: ‘Twee.’
Renée: ‘En hoe lang doen ze daar nog over?’
Kasper: ‘Ja, dat weet je dus niet, hè? Dat is het spannende.’
Renée: ‘Nou, vind er geen klap aan. Steeds hetzelfde rondje.’
Kasper: ‘Cooper, kom je bij me zitten? Kijk, die rode dat is Max Verstappen. Daar zijn wij voor.’
Cooper: ‘Ik niet, hoor. Ik ben gewoon voor de snelste. Wil jij met mij met de dino’s spelen?’
Kasper: ‘Nee, papa kijkt naar racen. Wil je ook kijken? Racen is gaaf, hoor.’
Cooper: ‘Nee, saai. Steeds hetzelfde. Wil je nou met de dino’s?’
Kasper: ‘Nee.’
Cooper: ‘Mamaaaaa. Papa wil niet met de dino’s. Jij dan?’
Renée: ‘Ja, dat is goed, schat. Kom maar. Wraahh. Ik ga je opeten.’

Renée: ‘Over eten gesproken: wat doen we met eten?’
Kasper: ‘Kweenie. Wat jij wilt. Een potje.’
Renée: ‘Een potje wat?’
Kasper: ‘Eten?’
Renée: ‘Wil je je zoon van vier een potje Olvarit voorschotelen.’
Kasper: ‘Kan toch?’
Renée: ‘Nee, dat kan niet. En wij dan?’
Kasper: ‘Tosti?’
Cooper lacht: ‘Dat is geen avondeten, papa.’
Renée: ‘Nee, inderdaad. We gaan wel borrelen. Stukje kaas, stukje worst, druiven, worteltjes. Dat soort dingen.’
Cooper: ‘Jaaaa, borrelen.’
Renée: ‘Ga jij maar even spelen, dan maak ik het klaar.’

Kasper: ‘Kom lekker bij me zitten, lieffie. Dan leg ik je uit hoe formule1 werkt.’
Cooper: ‘Oké.’
Kasper: ‘Kijk, als hij met zijn banden over die strook gaat, krijgt hij strafpunten.’
Cooper: ‘Moet Max Verstappen dan op zijn kamer zitten.’
Kasper: ‘Haha, nee. Dan krijgt hij er seconden bij opgeteld.’
Cooper: ‘Ik kan tellen. 1,2,3,4,5,6,7,8,9,10,11,12,13,14,15,16,17,18…. Ehm. 11,12,13,14,15,16,17,18.
Kasper: ‘Goed, hoor. Knap. Stil nu maar weer.’

Renée vanuit de keuken: ‘Hoeveel rondjes nog?’
Kasper: ‘Nog 32. Max Verstappen rijdt nu vijfde. Vettel eerste. Maar Hamilton die wil perse een podiumplek, dat merk je aan alles. Dat wordt spannend.’
Renée: ‘Hmhm. Wat wil je borrelen?’
Kasper: ‘Doe maar wat.’
Renée: ‘Broodje poep dan?’
Kasper: ‘Is goed.’
Cooper: ‘Hahaha, broodje poep. Papa. Mama zei broodje poep.’
Kasper: ‘Oh ja. Oef, kijk Max gaan.’
Cooper: ‘Wie is Max?’
Kasper: ‘Dat is die coureur in de rode auto. Oh, hij gaat de pitstop in.’
Cooper: ‘’Net als Sinterklaas. Die is ook een bisschop. Toch?’
Kasper: ‘Hmhm.’
Renée: ‘Eten!’
Cooper: ‘Lekker.’

Kasper met volle mond: ‘Kijk hij gaat erlangs. Oef. Jezus. Wat spannend, dit. Ik snap niet dat je dit niet spannend vindt.’
Renée: ‘Hoeveel rondjes nog? Want Bowie begint te gapen. En ik kan niet met allebei tegelijk onder de douche.’
Kasper: ‘Nog 9.’
Renée: ‘Ik weet niet of hij dat volhoudt.’
Kasper: ‘Nu nog maar 8.’
Renée: ‘Ik ga wel vast naar boven om ze uit te kleden.’
Cooper: ‘Ik wil niet onder de douche. Ik wil Sinterklaas kijken in zijn raceauto.’
Renée: ‘Oké. Neem ik Bowie vast mee. Kom je dan zo?’
Kasper: ‘Hmhm. Ja, hoor.’
Renée: ‘Of vind je het gezellig als ik nog even meekijk?’
Kasper: ‘Ja, het is zo spannend. Kijk. Oef, daar gaat-ie. Band kapot. Dat kost ‘m seconden. Zeker zeven of acht.’
Cooper: ‘Acht, negen, tien, elf, twaalf. Ik kan tot achttien. Wil je het horen, papa?’
Kasper: ‘Straks.’
Cooper: ‘Mama, papa luistert niet. IK BEN BOOS.’
Kasper: ‘Wil je even in de keuken boos zijn, Cooper? Anders hoort papa het niet.’
Renée: ‘Kom maar hier, lieverd. Het is bijna afgelopen.’

Cooper: ‘Hoeveel rondjes nog?’
Kasper: ‘Nog twee.’
Renée: ‘God zij dank.’
Kasper: ‘Nog één.’
Renée: ‘En afgelopen. Was het leuk? Heb je ervan genoten?’
Kasper: ‘Ja. Super, toch? Jullie hebben toch ook genoten?’
Renée: ‘Enorm!’
Cooper: ‘Nee, stom!’

Kasper: ‘Wat gaan we eten?’
Renée: ‘Je hebt net een bord eten naar binnen gewerkt, tijdens de race.’
Kasper: ‘Oh ja, was lekker, trouwens.’
Renée: ‘Hmhm. Lieverd. Zal ik volgende week zondag naar mijn moeder gaan met de kinderen?’
Kasper: ‘Wat een goed idee. Of… moet ik mee?’
Renée: ‘Nee, hoor. Dan kun jij lekker Max Verstappen kijken.’
Kasper: ‘Dat is lief. Ik heb er nu al zin in. Ik tel de dagen af.’
Cooper: ‘Aftellen. Dat kan ik ook. 7,6,5,4,3,2,1. Knap hè, papa?’
Kasper: ‘Geweldig, kind!’

Lees ook: Femke’s vrije dag: voor en na het moederschap