Een baby! En dan?! Als je denkt dat je het allemaal niet kan
Mariëtte vond het maar ingewikkeld: die allereerste periode met een baby. Regelmatig voelde ze zich de slechtste moeder op aarde.
Lees ook: Een baby! En dan?!: Gebroken nachten
Ik had de schattigste kleertjes, een geweldige kamer en zelfs heel hippe hydrofieldoeken (bestaan die? Ja, die bestaan). Ik had een heel goede (en dure) draagzak, de Rolls-Royce onder de kinderwagens, het veiligste autostoeltje, extra zachte rompertjes, een na ellenlange research zeer zorgvuldig uitgekozen wipstoel en bovendien het allermooiste, allerzachtste dekentje voor in de wieg. Ik had een heuse bevalcursus gevolgd en ik had goed geluisterd naar vriendinnen die me in alle eerlijkheid hadden verteld dat een pasgeboren baby geweldig is, maar ook betekende dat je nog maar weinig sliep, amper aan jezelf (en je man) toekwam en dat je je af en toe behoorlijk wanhopig of zelfs verdrietig kon voelen. Je kon, kortom, niet zeggen dat ik niet was voorbereid op zowel materieel als emotioneel gebied.
En toen kwam Casper. En bleken die schattigste kleertjes hem overigens nog tig keer schattiger te staan dan vermoed, maar dat terzijde. Dat van dat slaapgebrek bleek waar en dat van die wanhoop ook. Ik dacht tot dan toe dat ik mezelf een beetje kende. Ik ben niet heel snel uit het veld te slaan en heb doorgaans een positieve kijk op de zaken. Dat had ik nu ook. Deels. Als Casper zichzelf voor de zeventiende keer die dag onderpoepte, appte ik lachend een foto naar de familie-app, met zo’n halfzwetende smiley erbij. Die nacht dat ik welgeteld twee uur en een kwartier sliep en de rest van de tijd rondliep met een huilende baby zou ik niet graag overdoen, maar ach, dat de kraamverzorgster de dag erop een extra grote fruitcocktail klaarmaakte als troost, hielp wel. (Oké, ja, nu ik mijn hersenen alweer een tijdje terug heb denk ik: fruitcocktail? Seriously? Maar destijds deed het me goed.) Maar waar ik geen rekening mee had gehouden, wat de allerslechtste-moeder-overtuiging, die veel vaker dan ik wilde de kop opstak. Als Casper huilde en ik echt niet wist waarom. Als ik na een dag met de baby ’s avonds om me heen keek in een totaal ontploft huis en ik echt niet wist waar het fout was gegaan. Als ik boos werd omdat ik nog geen twee seconden tijd had om mijn haar te doen. Boos op mezelf, niet boos op de baby, maar toch. Waarom lukte andere mensen dit wel? Waarom konden zij hun kind gewoon wegleggen en huilde de mijne dan alleen maar? (Achteraf gezien moet ik toegeven dat dat niet altijd het geval was. Er waren natuurlijk ook veel momenten dat hij niet huilde, maar ja, als je net de hele rataplan aan mogelijkheden hebt gecheckt en afgevinkt en je kind huilt alsnog, word je weleens een tikje dramatisch in je observaties. Althans, ik wel.). En over dramatisch gesproken: er waren zelfs momenten dat ik gewoon mee ging huilen, omdat ik ervan overtuigd was dat het kind voor wie ik de allerbeste moeders op aarde wilde zijn, nou net de allerslechtste moeder op aarde had getroffen.
Lees ook: Een baby! En dan? Het Schema
Het duurde een week of vijf, zes. Toen kon Casper lachen en deed dat ook, veel en vaak. Ik denk dat hij objectief gezien niet meteen minder huilde, maar dat hij tussendoor lol leek te hebben, hielp wel. Blijkbaar was zijn leven geen tranendal, ondanks mijn gestuntel. Ik deed vast veel fout en de keren dat ik hopeloos faalde bij herken-het-huiltje, waren niet bepaald op de vingers van twee handen te tellen, maar hé, mijn kind moest al lachen als-ie m’n hoofd zag. Hielp enorm.
Niet dat ik nu nooit meer het gevoel heb te falen als moeder. Om een of andere reden leef ik nog altijd in de overtuiging dat als mijn kind huilt, ik iets fout doe. Dus denk ik nog weleens dat ik een heel slechte moeder ben. Als er (inmiddels twee) huilende kinderen aan mijn been hangen, terwijl ik eigenlijk wil douchen en ik echt geloof dat andere mensen allemaal heel zoete kindertjes hebben opgevoed die braaf op commando met een houten trein gaan spelen ofzo. Als ik met ze in een restaurant ben en ze de boel op stelten zetten, er zes appelsap omver is gegaan en we uiteindelijk twee nogal luidruchtige kinderen naar buiten moeten transporteren, langs tafeltjes waar brave engeltjes van anderhalf jaar met stokjes en zonder morsen sushi naar binnen werken. Dat zijn niet de momenten waarop ik het gevoel heb de Nobelprijs voor goed moederschap te verdienen. Maar ja, als ze dan de volgende ochtend luid hinnikend en grinnikend over me heen kruipen, ik doe alsof ik een zeemonster ben en zij de hik oplopen van de slappe lach denk ik dat ik het misschien toch niet zo slecht doe.
Lees ook: Een baby! En dan?! Schuldgevoel