11 Dingen die ik heb geleerd van het opvoeden van een jongetje

04.02.2016 05:00


Toen tijdens mijn eerste zwangerschap bij de 20 weken echo duidelijk werd dat ik een jongen onder mijn huid droeg, had ik even een kleine paniekaanval. Want: een jóngetje?! Wat moest ik dáár nou mee? Kleine jongetjes, daar wist ik helemaal niks vanaf. Ik heb geen broers en eigenlijk had ik vroeger ook alleen maar vriendinnetjes. Jongens waren vooral stom en vies (op zich sta ik nog steeds achter dat statement). De gedachte van straks een báby hebben vond ik eigenlijk al beangstigend genoeg, laat staan eentje met een piemel. Gelukkig bleek het in de praktijk allemaal wel mee te vallen met hoe eng die knulletjes zijn. En deze dingen heb ik, als ‘jongensmama’ inmiddels geleerd over de miniman:

Lees ook: Wat er gezegd wordt als je nóg een jongetje krijgt

  1. Die piemel moet omlaag. In de luier dus. Ook al heb je de Rolls Royce onder de luiers, echt, de jongeheer moet naar het zuiden kijken. Anders sprietst de urine ontegenzeglijk richting de navel (en jouw gezicht). Eigenlijk is het zaak je zoontje zindelijk te krijgen vóórdat hij zijn eigen piemel heeft ontdekt, want dan begint het Grote Friemelen. En zit je dus vervolgens iedere ochtend met een doorweekte pyjama en kan het beddengoed alwéér de was in.
  2. Die piemel kan niet breken. Echt niet. Ik heb een keer in paniek mijn ex-manlief naar de babykamer gesommeerd, omdat onze zoon zijn geslachtsdeel in zulke onmogelijke bochten wrong, dat het me onoverkomelijk leek dat hij dat ding ernstig letsel toebracht, maar dat schijnt dus eigenlijk niet te kunnen. Het mannelijk lid, hoe klein ook, is veerkrachtig tot en met.
  3. Jongetjes huilen ook. En dan zijn het dus geen mietjes. Wij, als volwassenen, hebben de neiging om het af te straffen als onze zoons een traantje te laten. Want kom op zeg, je bent toch zeker een vent? Ehm…nou nee dus, dat jochie is een kind. En kinderen huilen soms. Omdat ze op hun knie gevallen zijn. Of omdat ze naar gedroomd hebben. Of gewoon, zomaar, omdat ze eventjes verdrietig zijn. En dat mag. Ook als je een jongetje bent.
  4. Jongens moet je uitlaten. Als het twee dagen achter elkaar regent overweeg ik altijd te verhuizen naar Aruba. Omdat mijn zoon dan een klein beetje gek wordt. Een dag niet naar buiten, is een dag niet geleefd, wat hem betreft. Eigenlijk net zoals bij een hond, zeg maar. Jongens moeten rennen, springen, klimmen. Met de wind in hun haren door de regenplassen rennen. Anders komt de opgekropte energie aan alle kanten uit hun poriën sijpelen. En is het maar de vraag of je meubilair en het servies dat overleven.
  5. Jongens vinden niet automatisch alleen maar ‘jongensdingen’ leuk. Oke, ja, iedere tak is een potentieel moordwapen. En ook al koop je nooit een klappertjespistool voor je zoon, op je schieten doet ‘ie toch wel. Maar: jongetjes houden ook best wel van kleuren en puzzelen. En roze vinden ze echt niet per definitie lelijk. Mijn zoon vindt het echt geen goeie deal dat alleen zijn zusje leuke jurkjes krijgt en hij wil heel graag Elsa zijn uit Frozen. Oh ja en Tinkerbell, die vindt ‘ie ook ‘vet cool’.
  6. Er zullen altijd gele vlekken op je badkamervloer zitten. Het is namelijk blijkbaar nogal lastig richten met zo’n piemel (hoe moeilijk kan het zijn, denk ik, maar ik zal er als vrouw wel weer niks van snappen). Dus kruip ik één keer in de zoveel tijd maar weer kokhalzend op mijn knieën rondom de toiletpot met een spatel, om alle gele korsten weg te bikken. Blijkbaar is het credo voor een jongetje: ik sproei, dus ik besta.
  7. Je angst voor insecten moet je de kop indrukken. Desnoods met shocktherapie. Sinds ik moeder ben van een zoon heb ik namelijk met enige regelmaat doosjes met pissebedden en ander veelpotig gespuis op mijn koffietafel staan. We zijn eigenaar van zeker drie insectenhotels en spinnen moeten gevangen worden om in een potje gestopt en met een vergrootglas bewonderd te worden. De rillingen lopen me over de rug als ik weer eens zo’n achtpotig monster onder mijn neus gedrukt krijg, maar ik laat het niet merken (althans, dat probeer ik). Als mijn zoon niet kijkt, ga ik daarna even in de gang staan gillen.
  8. Niet alle jongens houden van vies. Mijn zoon komt gillend naar me toe gerend als hij in een natte zandbak een paar modderhanden heeft opgelopen. Zijn zusje rolt graag in de modder, maar mijn zoon, die blijft graag proper. Scheten en boeren laat ‘ie ook niet, in ieder geval niet met opzet. En als hij er dan toch eens eentje laat vliegen, zegt hij heel netjes “Pardon”. Een avondje niet douchen is trouwens ook echt uit den boze. Meneer kan nou eenmaal niet slapen zonder Zwitsal.
  9. Jongens zijn net zo lief als meisjes. Of misschien eigenlijk nog wel liever. In ieder geval wel in het geval van mijn zoon. Waar zijn zusje een absoluut sekreet is, is hij de zachtheid zelve. Soms zou ik zelfs willen dat hij een beetje minder lief was, want hij laat wel erg makkelijk over zich heen lopen (door zijn bitchy zusje dus vooral). Maar ik hoef in ieder geval niet bang te zijn dat hij later verandert in zo’n onuitstaanbare brok machismo.
  10. Jongens zijn net oesters. Wil je weten hoe het met ze gaat, dan moet je inventief zijn, want zomaar vertellen wat er in die koppies omgaat, dat kun je meestal wel vergeten. Wil je dus weten wat er in het hoofd van je zoon speelt, kies je moment dan zorgvuldig. Tijdens een lange autorit bijvoorbeeld, of ‘s avonds als je hem naar bed brengt en je in het donker nog even bij zijn bed gaat zitten. Op die manier kom je nog eens wat te weten.
  11. Je voedt geen jongetje op, maar een toekomstige man. En dát is heel belangrijk om te onthouden. Want echte goede, lieve mannen, die moet je soms met een lantaarntje in de duisternis zoeken. Het klinkt misschien stereotyperend, maar er zijn nog steeds veel te veel mannen gewelddadig, ongeëmancipeerd en vrouwonvriendelijk. Veel teveel jongens worden opgevoed met het idee dat ze geen emoties mogen hebben en dat ze hard moeten zijn. En daar krijg je dus geen leuke mannen van. Hoe meer jongetjes we de wereld in kunnen sturen als lieve, verantwoordelijke en zachtaardige mannen, hoe beter. En daar ligt een grote taak voor ons als ouders.

Lees ook: 11 Dingen die je nog niet wist over de piemel.