Jongens zijn geen meisjes. Dus laten we niet doen alsof dat wel zo is
‘Jongens en meisjes zijn gelijk. Maar niet hetzelfde’. Dat is de slogan van de nieuwe SIRE campagne, die van jongens weer jongens moet maken. Want jongensgedrag wordt veel te weinig gewaardeerd. Onzin, vinden veel mensen. En een stereotypering die eigenlijk echt niet meer kan. Maar Vala vindt: er zit best wel wat in.
SIRE, de Stichting voor Ideële Reclame, kennen we natuurlijk allemaal van hun campagnes omtrent o.a. vuurwerkveiligheid, burgerbetrokkenheid, pesten en soortgelijke maatschappelijk georiënteerde thema’s. Komt SIRE met een campagne, dan weet je dat er blijkbaar een probleem is waar we wat mee moeten. Dit keer luidt de stichting de noodklok voor de jongens van Nederland. Want die zijn in het verdomhoekje terecht gekomen. Jongens zouden geen jongens meer mogen zijn. Geen typisch jongensgedrag meer mogen vertonen. Welk gedrag dat dan is? Nou, stoeien bijvoorbeeld. Fikkie stoken, bomen klimmen. Kortom: rauwdouwen. In plaats daarvan willen we ze steeds vaker typisch meisjesgedrag opdringen: rustig zijn, lief spelen, een beetje knutselen. Want dat gestuiter van die gastjes, dat vinden we maar vermoeiend en onwenselijk. Funest, volgens SIRE, want daarmee remmen we jongens af en dat heeft grote gevolgen. Daarom pleiten ze voor het jongensachtig opvoeden van onze zonen. Maar hun campagnefilmpje was nog niet live of iedereen viel er overheen. Want: wat een stereotypering, wat een discriminatie! Alsof meisjes niet in bomen klimmen en door de modder willen rollen. De tijd van de traditionele rollenpatronen is toch zeker wel voorbij?
Lees ook: 21 Dingen die ik van mijn peuterzoon leerde.
Maar even een paar feiten: jongens doen het, ten opzichte van meisjes, steeds slechter op school. Ze worden vier keer zo vaak bestempeld als ADHD’ers en krijgen vijf keer zo vaak medicatie zoals Ritalin voorgeschreven. Veel meer jongens dan meisjes hebben een gedrags,- of ontwikkelingsstoornis. Is dat niet vreemd? Want je kunt je afvragen of al die jongens het daadwerkelijk slechter doen, echt lastiger zijn, of dat dat vooral onze eigen perceptie is. De maatschappij is de laatste jaren veel meer ‘feminien’ geworden. In de zin van dat de nadruk van voornamelijk doen naar meestentijds denken is verschoven. In plaats van op actieve,- zijn we steeds meer op passieve bezigheden en vaardigheden gericht. Dat is op veel fronten prima en gewoon het gevolg van de maatschappelijke ontwikkeling en daarmee gepaard gaande verworvenheden, maar resultaat daarvan is wel dat zogenaamd masculiene eigenschappen minder waardevol zijn geworden. En de jongetjes daardoor dus ook. Vond iedereen het vroeger heel normaal dat een 4-jarige niet de hele dag braaf op zijn stoeltje kon blijven zitten in de klas, tegenwoordig krijg je dan gelijk een spoedoverleg op school en een verwijzing naar de kinderpsycholoog. In mijn omgeving alleen al ken ik meerdere ouders die door de school op het matje geroepen zijn omdat hun kleuterzoons zulke stuiterballen zijn. Kattenkwaad uithalen en geen zin hebben om kabouters te vouwen. En het enige wat ik dan altijd denk is: ’tja, het zijn niet voor niets kleine jongetjes’. Want, boys will be boys tenslotte.
Fout, roepen de criticasters. En schandelijk seksistisch. Want het is anno 2017 toch niet meer comme-il-faut om het nog te hebben over jongens of meisjesgedrag? Wat een badinerende betutteling. En gevaarlijk bovendien, want door jongens neer te zetten als stuiterende testosteronbommen houden we de ongelijkheid in stand en zouden we ze bovendien beperken in het ontwikkelen van hun kwetsbare en empathische kant. En meisjes wederom in de rol van zwak, afhankelijk, minderwaardig vrouwtje drukken. Moet het er niet gewoon om gaan dat kinderen zichzélf mogen zijn? Kínd mogen zijn? Is dát niet het probleem, dat we kinderen in z’n algemeenheid in een keurslijf willen stoppen en dingen van ze verwachten die niet realistisch zijn? Hoewel daar zeker wat in zit en ik ook van mening ben dat kinderen steeds minder ruimte krijgen om te spelen, zich vrij te ontwikkelen en dat dat kwalijk is, heeft SIRE met hun ‘mannencampagne’ wat mij betreft echt wel een punt. Het is namelijk onzin om te doen alsof er geen verschil is tussen jongens en meisjes. Te doen alsof ze zich niet anders ontwikkelen, geen andere behoeften hebben. Bon ton natuurlijk, dat wel, maar onzin. Want dat genderneutrale gedoe van tegenwoordig, sorry, maar ik vind het dus gelul (0f gekut, wat je wilt). Nee, je piemel of je vagina definieert je niet, absoluut niet. En ‘de man’, en ‘de vrouw’ bestaan niet. Maar doen alsof de biologíe niet bestaat is gewoon een beetje dwaas. Het brein van jongens en meisjes zit nou eenmaal anders in elkaar. Jongens zíjn over het algemeen drukker dan meisjes, willen veel meer rennen, vliegen, springen. Leren op een andere manier. Zijn gebaat bij andere dingen dan meisjes. Hebben dat soort dingen nodig. Dat heeft niks te maken met bekrompen rollenpatronen en stigmatisering, dat is gewoon een feit. Een feit dat we niet moeten negeren, want daarmee doen we onze jongens dus tekort. Want kom op zeg, geef die jongens een beetje meer credit: als je je zoon stimuleert om een jongen te zijn, dan wil dat niet zeggen dat hij dús geen fatsoenlijke kerel wordt die weet dat hij geen vrouwen mag verkrachten. Door die hysterische aversie tegen alles wat genderspecifiek is doen we juist precies dat waar de oh zo progressieve seksegelijkheidsbeweging zo tegen ageert: een kind niet erkennen en bovendien afremmen.
Ik zal de laatste zijn om seksistische, rolbevestigende dingen te gaan roepen. Want als er íemand is die het onzin vindt dat meisjes met Barbies moeten spelen en jongens in bomen moeten klimmen, dan ben ik het wel. Maar, hoe zeer ik ook van mening ben dat we (veel meer) moeten emanciperen en ik mij echt wel onder de feministen zou willen scharen; doen alsof we een stel geslachtsloze, of gezien de aan populariteit winnende genderneutrale tendens, twééslachtige, wezens zijn, dat slaat gewoon nergens op. We zijn tenslotte ménsen, geen slakken. En nee, dat betekent uiteraard niet dat er een soort harde grens is tussen de seksen en hoe die zich gedragen. Want natuurlijk willen meisjes ook buiten ravotten en komen zij ook thuis met geschaafde knieën en blauwe plekken. Houden heel veel jongens ook van kleuren en met poppen spelen. Ik heb zelf een rauwdouwer van een dochter, die regelmatig gaten in haar broeken valt en thuis komt met afgetrapte gympies vol met zand en haar jaszakken vol pissebedden. En dat moet dus ook vooral kunnen en gedaan worden. Maar het is gewoon wel waar dat jongens vandaag de dag steeds meer in een hoek gedrukt worden. We helicopter-ouderen ons een slag in de rondte waarmee we onze zoons danig in hun vrijheid beperken omdat we hen niet meer toestaan hun melkgebit kapot te vallen in de speeltuin en er staan steeds minder mannen voor de klas die jongens een mannelijk rolmodel bieden. Iets waar zij, meermaals aangetoond, danig om verlegen zitten. Want hoe je het ook wendt of keert, de juf is toch minder snel geneigd een stormbaan te bouwen op het schoolplein dan de meester. Er zijn veel juffen die, hoe lief en geweldig ze ook zijn, gewoon niet goed begrijpen hoe een jongen werkt. Waarom niet? Heel simpel: omdat ze zelf meisjes zijn. En dat is dus heel logisch, maar ook lastig voor de jongens in hun klas. Want daardoor kunnen ze niet zichzelf zijn en komen ze gewoon niet goed tot hun recht. En thuis gebeurt veelal hetzelfde. Neem mijn 6-jarige zoon bijvoorbeeld, die kan ook niet stil zitten. Gewoon echt niet. Zijn zusje kan veel makkelijker een uur aan tafel zitten kleuren, of op haar kamer spelen met haar Barbies. En stiekem vind ik dat prettiger dan de wilde spelletjes van mijn zoon, die het liefst met zijn matras van de trap af zou glijden, de bank ziet als een trampoline, tijdens het buiten spelen standaard binnen twee minuten ergens bloedt en halsbrekende toeren uithaalt waar ik een hartverzakking van krijg. En dus doe ik het ook, het zuchten, waarschuwen, verbieden. Roepen dat ‘ie ‘nou eens een beetje rustig moet doen’, uit moet kijken, en hem met een boek of de iPad op de bank drukken. Waarmee ik van mijn zoon dus iemand probeer te maken die hij helemaal niet is.
Dat SIRE nu op de bres springt voor de jongetjes zou ons als opvoeders aan het denken moeten zetten. Niet omdat we weer ‘echte mannen’ zouden willen kweken, want de tijd dat we mensen nodig hadden om het vee te brandmerken is wel voorbij. Maar gewoon, omdat we bezig zijn onze jongetjes klem te zetten. Dus ja, ik ben het wel met SIRE eens, laten we jongens weer jongens laten zijn. Laten we die kapotte broeken en open knieën omarmen. Voor lief nemen dat we ieder jaar een nieuwe bank moeten kopen omdat de veren eruit liggen door al dat gespring. Ophouden met te verwachten dat kleuterjongens braaf op hun stoeltje blijven zitten tijdens het kringgesprek. En ons niet gelijk naar naar de kinderpsychiater laten sturen als onze zoons niet langer dan vijf minuten achter een kleurplaat kunnen zitten. Nee, natuurlijk hoeven het geen macho’s te worden die niet over hun gevoelens mogen praten. Die niet mogen huilen omdat ze toch ‘stoere jongens’ zijn. En die later geen luiers verschonen, maar alleen op zondag het vlees komen snijden. Er is helemaal niemand die pleit voor een terugkeer naar de jaren ’50. Maar jongens zijn gewoon geen meisjes. Hoe je het ook wendt of keert, jongens en meisjes zijn anders. Zoals SIRE wat mij betreft geheel naar waarheid zegt: gelijk, maar toch echt niet hetzelfde. En juist door dat te onderkennen, te omarmen en ja, ook te stimuleren, laten we al onze kinderen zijn wie ze zijn.
Lees ook: 10 Skills die moeders van jongens beheersen.
Vala van den Boomen (41 jaar) heeft drie kinderen: een zoon van 12, die autisme heeft, en twee dochters van 10 en 6 jaar, die de chronische aandoening EDS hebben, net als zijzelf. Ze is getrouwd met Mario en werkt als beleidsmedewerker in de Tweede Kamer. De eerste tien jaar van haar moederschap heeft Vala niet geslapen, omdat haar kinderen altijd wakker waren. Die schade probeert ze nu in te halen. En dat is hard nodig, want de puberteit staat voor de deur. Dat brengt weer heel nieuwe uitdagingen met zich mee, dus heeft ze al haar krachten nodig.