Ik had een postnatale depressie… Denk ik
Toen Vala’s dochter geboren werd, voelde ze zich niet zoals verwacht. Eigenlijk voelde ze gewoon niks. ‘Neem dat kind maar weer mee’ was het eerste dat door haar hoofd schoot. Was het een Postnatale Depressie? Eigenlijk weet Vala het nog steeds niet. Maar ellendig was het wel.
“Geniet ervan!” is wat je te horen krijgt als je een baby hebt gekregen. De kraamvisite zegt het, de teksten op de felicitatiekaartjes zeggen het en je vriendinnen zeggen het. Je vriendinnen, die zelf ook kinderen hebben. Die dus best wel weten hoe het is, dat zogenaamde ‘genieten’. Maar die dat niet tegen je zeggen. Omdat dat niet hoort. Want zo’n kleine baby, dat is blijkbaar de hemel op aarde. En dus pers je hem eruit, die gelukzalige glimlach. Die serene, supermoeder-look. Blozend tegen de kussens van je kraambed, met je wolk van een baby tegen je aan. Ook als je je eigenlijk helemaal niet zo super voelt. Als je niet weet waar je dan zo van zou moeten genieten. Ik zeg tegenwoordig ‘Sterkte’. Dat had ik zelf namelijk nodig, in mijn tweede kraambed.
LEES OOK: Als je opeens in een depressie beland. “Alles was zwart, pikzwart.”
Geschokt door mijn eigen gedachten
In dierenwereld verstoten moeders hun jongen vaak als er iets ‘mis’ mee is. Als ze niet helemaal goed gelukt zijn. Na de geboorte van mijn dochter voelde ik mij een dierenmoeder. Ik kon niks met dat kind. Ja, dat klinkt hard, ik moest zelf even slikken bij het opschrijven. Mijn dochter kwam ter wereld en ik wist niet wie ze was. Dat kind met dat hoofd vol zwarte haartjes, die bijna mediterraans gekleurde huid en haar snerpende gekrijs. Hoezo was dat mijn kind? Waar was mijn blonde, bleke baby, net zoals de eerste waaraan ik het leven had geschonken? Het lelieblanke kind waarop ik mij had ingesteld? Dit was mijn kind helemaal niet, hoe kwamen ze erbij? Neem haar maar weer mee, want dat gehuil, dat herken ik niet. Geschokt was ik, door mijn gedachten, maar ik had ze wel. En wat schaamde ik me ervoor. Dus zei ik niks, glimlachte sereen, maar huilde in mijn hart. Want ik had net mijn kind gebaard. Maar zo voelde het totaal niet.
Donkere maanden
Vier heel donkere maanden werden het. Als een zombie liep ik rond met dat meisje op mijn arm, terwijl ze huilde. Huilde, huilde, huilde. En ik me af vroeg wie dat kind toch in mijn armen had gelegd. Ik zag mijn dochter niet in haar eigen oogjes. Negen lange maanden onder mijn huid, maar toch herkende ik haar niet. Natuurlijk, ik verzorgde haar. Gaf haar mijn borst, een schone luier. Deed haar iedere dag schone kleertjes aan en knuffelde haar. Omdat dat is wat je doet. Godzijdank zijn wij geen dieren en laten we kleine hulpeloze baby’s dus niet in de steek. Hoewel mijn hormonen duidelijk met me op de loop waren gegaan, had ik gelukkig nog steeds wel mijn verstand. En verzorgde dus dat kind. Dat kind dat in mijn ogen niet bij mij hoorde. Maar dat er nu eenmaal opeens was.
Ik durfde niks te zeggen, maar ik zag mijn echtgenoot en mijn moeder vertwijfeld naar me kijken als ik met verwrongen blik mijn dochter uit haar wiegje viste. Het badje voor de zoveelste keer aan papa overliet. Als ik mijn kind niet uit handen wilde geven, maar tegelijkertijd niet blij was om haar vast te houden. Maar ook zij durfden het niet uit te spreken. Was het het vele huilen, het feit dat ik instinctief aanvoelde dat mijn dochter ziek was? Dat ik me daarom niet kon hechten? Of was het gewoon hormonale chaos, mijn lichaam dat me voor de gek hield en mij niet toestond van mijn eigen kind te houden? Ik heb geen idee. Maar wat leek het eindeloos en donker en wat was ik in de war. Als ik terugdenk aan die tijd, voel ik weinig meer dan leegte. Hoor ik nog mijn eigen stiekeme huilen, ‘s nachts als ik alleen was en in het donker wakker lag.
Opeens ging er een knop om
De dag dat de mist optrok weet ik nog zo goed. Ik boog me over mijn dochters wiegje, ze keek me aan en lachte stralend. En opeens ging er een knop om en brak de zon door. Alsof het plotseling zomer was geworden. Nog nooit ben ik zo blij geweest om iemand te zien. Mijn eigen meisje, opeens zag ik haar. Opeens hadden we contact. Ik heb mijn hoofd begraven in haar nekje, in haar zachte babyhaartjes. En sindsdien is zij mijn zonnetje, waarvan ik niet begrijp hoe ik haar zo lang achter die wolken niet heb kunnen zien. Want wat lijkt dat kind op mij, zowel van buiten als van binnen. Hoe heb ik dat nou kunnen missen? Nog steeds vraag ik het me af.
Geniet ervan? Ik zeg dat nooit. Je moet met die aanname behoorlijk oppassen. Soms is het allemaal zo hemels niet en voelt een moeder niet wat er op al die zoete Hallmark-kaartjes staat. En durft ze dat niet te zeggen. Omdat iedereen vindt dat ze zo ongeveer moet stikken in haar eigen geluk. Maar soms is die wolk nou eenmaal niet zo roze. Soms is die wolk zo zwart, dat zelfs de randen niet meer roze zijn.
LEES OOK: Als je zwanger wilt raken, maar je slikt antidepressiva…
Vala van den Boomen (41 jaar) heeft drie kinderen: een zoon van 12, die autisme heeft, en twee dochters van 10 en 6 jaar, die de chronische aandoening EDS hebben, net als zijzelf. Ze is getrouwd met Mario en werkt als beleidsmedewerker in de Tweede Kamer. De eerste tien jaar van haar moederschap heeft Vala niet geslapen, omdat haar kinderen altijd wakker waren. Die schade probeert ze nu in te halen. En dat is hard nodig, want de puberteit staat voor de deur. Dat brengt weer heel nieuwe uitdagingen met zich mee, dus heeft ze al haar krachten nodig.