Hoe ver moeten we gaan voor het feminisme?
Feminisme is weer hot de laatste tijd. Niet het soort feminisme van onze moeders, het soort waarbij de man per definitie persona non grata was en het okselhaar lustig wapperde in de wind op de barricades, maar feminisme 2.0. Waarbij het gaat om zogenaamde ‘gender gelijkheid’, betrokken zorgvaders met draagdoeken en een fatsoenlijk ‘vrouwenquotum’ in het bedrijfsleven. Zoals ze het in Scandinavië hebben aangepakt, want daar wijzen we al jaren verlekkerd naar als feministisch paradijs. Maar, is dat eigenlijk wel zo’n walhalla? En vooral: moeten wij dat willen? Want als je zelfs een gender neutraal persoonlijk voornaamwoord gaat invoeren en iedereen dus aanduidt met het androgyne ‘hen’ ipv ‘hij’, of ‘zij’, sla je dan niet een beetje door?
Er is de laatste tijd veel kritiek op Nederland, als het gaat om het emancipatievraagstuk. Want in de Global Gender Gap Index, de jaarlijkse ranglijst op het gebied van seksegelijkheid, bungelen we tragisch onderaan de ladder, op een sneue 14e plek. In ons land werken de meeste vrouwen nog steeds parttime, of gewoon helemaal niet, krijgen ze significant minder betaald dan mannen in dezelfde functies, moeten verse vaders het doen met twee luizige dagen verlof na de geboorte van hun baby en blijken we zelfs minder vrouwvriendelijk ingesteld te zijn dan de Filipijnen. Tja, daar kun je anno 2015 toch eigenlijk echt niet meer mee aan komen, vooral niet omdat onze eigen moeders zich de spreekwoordelijke ballen uit hun broek gestreden hebben voor de vrouwenrechten.
Lees ook: Twee weken verlof is genoeg voor de powervrouw.
Nee, dan onze ijzige noorderburen, die hebben het tenminste progressief geregeld. In Noorwegen, overigens het welvarendste land ter wereld, krijgen ouders maar liefst 49 weken 100 procent betaald verlof. Daarvan móeten 10 weken door de de man worden opgenomen. Ouders hoeven niet iedere maand hun hele salaris op de stoep van de kinderopvang te leggen en het land heeft daarnaast een hele reeks wetten om discriminatie en seksisme te bestrijden, waaronder een verbod op seksistische advertenties. In Zweden heeft elke gemeente een zogenaamde ‘genderstrateeg’ en speelgoedwinkels doen niet aan seksegeoriënteerde marketing. Moet je hier je best doen om een Barbie met een blauwe jurk te vinden voor je dochter, in Zweden gaat Larsje gewoon naar school in een prinsessenoutfit. En niemand kijkt er daar van op.
Evenveel vrouwen op topposities, vaders die net zoveel zorgen als hun vrouwen en geen dubbelzinnige opmerkingen naar je hoofd als je in een rokje langs een bouwplaats loopt. Klinkt niet verkeerd toch, zou je zeggen. Maar, in hoeverre kun je zoiets afdwingen? En is dat, hoe mooi en verantwoord het ook klinkt op papier, eigenlijk wel realistisch? Want, hoe je het ook wendt of keert: mannen blijven mannen en, jawel, vrouwen blijven vrouwen. De biologische component van het geheel kun je nou eenmaal niet ontkennen. En natuurlijk, er zullen ongetwijfeld vaders zijn die niks liever willen dan zes maanden met een draagdoek en een soja latte naar de baby-yoga, maar bij de meeste mannen stroomt de zorgbehoefte toch wat minder hard door de aderen dan bij hun wederhelften. En de vraag is dan: is dat eigenlijk wel zo erg?
Puur feitelijk gezien is het moeilijk te ontkennen dat een seksegelijke samenleving de heilige graal is. Onderzoek heeft aangetoond dat bedrijven met meer vrouwelijke leiders winstgevender zijn en meer groeimogelijkheden hebben dan bedrijven met alleen mannen aan het roer. Een andere reden om ons hard te maken voor de gelijkheid, is bijvoorbeeld dat het zonde is van al die euro’s die wij als maatschappij hebben geïnvesteerd om onze vrouwen op te leiden. Want waarom studeren van ‘onze belastingcenten’ als de dames uiteindelijk toch achter het aanrecht blijven steken? Daarnaast zijn seksegelijke samenlevingen veiliger en meestentijds minder gewelddadig en oorlogszuchtig. En ik weet niet hoe het met jou zit, maar ik geef toch liever geld uit aan de zorg en aan het onderwijs, dan aan een nieuwe Joint Strikefighter om over de grens dood en verderf mee te zaaien. Dus wat dat betreft zeg ik: weg met de seksen, wij gaan neutraal!
Maar ja, die biologie hè, dat blijft gewoon een dingetje. Want ook al ben ik, denk ik, best een beetje feministisch, ik hoef dus niet persé ergens CEO te worden. En de meeste van mijn vriendinnen ook niet. Ik werk zelf toevallig fulltime, maar dat is meer omdat het nu toevallig eventjes zo loopt en niet omdat ik mijn mannelijke collega’s hun kop af wil bijten, met mijn ontzettend harige feministentanden. Stiekem word ik een beetje weeïg in mijn maag van het soort mannen dat in van hennep geweven eco-tshirts niets liever doet dan bulgursalades maken met twee peuters hangend aan hun schort, omdat ze zo lekker in contact zijn met hun zorgkant. Ik weet het niet hoor, maar dat voelt toch een beetje scheef. Ofzo. Natuurlijk moet er bepaalde mate van gelijkheid zijn en ja, het is belachelijk dat als ik ergens ga solliciteren ik automatisch de helft minder aangeboden krijgt dan de man die naast mij in de race zit, alleen maar omdat ik geen piemel heb. Dat soort dingen, daar mogen we zo langzamerhand weleens vanaf, want dát is echt niet meer van deze tijd. Maar doen alsof datgene wat we tussen onze benen hebben hangen helemaal niet meer van invloed is op wie we zijn en wat we doen en willen, dat is mijns inziens een modernistische illusie.
Misschien hebben we het in Nederland eigenlijk juist wel prima voor elkaar, beter dan die Scandinaviërs, die bij wijze van spreken niet eens meer durven kijken wat er nou eigenlijk in hun onderbroek zit, omdat ze dan een boete krijgen van de overheid. Wij kiezen zelf ons eigen rollenpatroon binnen het gezin en niemand heeft daar verder iets over te zeggen. Wil je als vrouw een woeste carrière, en een lederen bureaustoel in een office with a view? Prima, you go girl, more power to ‘ya. Maar wil je liever parttime werken, of zelfs thuis zijn met je kinderen en heb jij er geen problemen mee dat je man niet stofzuigt en niet kookt, ook goed. Zolang je het er sámen maar over eens bent wat voor jullie werkt en je daar ook goed bij voelt.
Feminisme kun je niet afdwingen met regels, wetten en speciale stoere mannendraagdoeken, want feminisme betekent niet dat iedereen gelijk moet zijn. Simpelweg, omdat dat niet zo is. Feminisme zou moeten betekenen dat je de vrijheid hebt je eigen keuzes te maken en daarin door de maatschappij geholpen wordt (en dáár kan dus nog wel het één en ander aan verbeterd worden). Dat je je niet gedwongen voelt om jouw carrière ondergeschikt te stellen aan die van je man, omdat hij nou eenmaal toch meer brood op de plank brengt. Dat ouders niet meer krom hoeven te liggen voor de kinderopvang, zodat er ruimte is om allebei te blijven werken. Dat mannen vaderschapsverlof kunnen opnemen, als ze dat zélf graag willen, zonder dat ze bij de koffieautomaat voor mietje worden uitgemaakt. Je dochter een meisje mogen noemen omdat ze dat nou eenmaal is, maar je niet het apelazarus hoeven zoeken naar een cadeautje dat niet zo roze is dat ze van de weeromstuit nooit meer met een autootje durft te spelen. Vrijheid en gelijke kánsen, dat is feminisme. En daar wil ik best wel een behaatje voor verbranden.
Lees ook: Moeders, gaat de werkvloer op! De kinderopvang wordt goedkoper!
Vala van den Boomen (41 jaar) heeft drie kinderen: een zoon van 12, die autisme heeft, en twee dochters van 10 en 6 jaar, die de chronische aandoening EDS hebben, net als zijzelf. Ze is getrouwd met Mario en werkt als beleidsmedewerker in de Tweede Kamer. De eerste tien jaar van haar moederschap heeft Vala niet geslapen, omdat haar kinderen altijd wakker waren. Die schade probeert ze nu in te halen. En dat is hard nodig, want de puberteit staat voor de deur. Dat brengt weer heel nieuwe uitdagingen met zich mee, dus heeft ze al haar krachten nodig.