Hoe Danielle op de peuterspeelzaal ruzie kreeg met een klein, brutaal wicht
Daniëlles dochter zou twee ochtenden gaan doorbrengen op de peuterspeelzaal. Dus ging ze proefdraaien. Of het een succes was? Het had niet veel gescheeld of mama was vloekend en tierend het lokaal uit gelopen.
De peuters zaten keurig op krukjes in een kringetje. Acht koppen draaiden zich nieuwsgierig om toen we het lokaal binnenliepen. De leidster introduceerde ons en ging verder met het verhaal uit haar prentenboek. Het ene kind ging er volledig in op en luisterde aandachtig, het andere kind kon het geen zak interesseren en zat lekker in zijn neus te peuteren. En veegde het snotje af aan zijn broek.
Lees ook: Suzanne kreeg een standje van de crècheleidster. Ja, waargebeurd verhaal
Eén kindje, een meisje, trok direct mijn aandacht. Ze zag er een beetje viezig uit en ze had een brutale uitstraling. Van die priemende ogen die zeggen: wie doet mij wat? Terwijl de kindjes rustig luisterden naar de leidster, vroeg het meisje luidkeels wie we waren. Het was in één klap doodstil. Je kon de druppel snot van het jongetje op de grond horen vallen.
De leidster had net haarfijn uitgelegd wie we waren. Maar enfin, kinderen krijgen nu eenmaal niet altijd alles mee, dus stelde ik me nogmaals voor aan de groep. De volgende vraag volgde al snel: ‘Wat komen jullie doen?’ Ik gaf een korte toelichting op mijn aanwezigheid en de leidster nam het snel over. Ik was nog geen tien minuten binnen en ik was er al helemaal klaar mee.
Na het kringgesprek mochten de peuters vrij spelen, wat zoveel betekent als: lekker doen waar je zin in hebt. Iets dat blijkbaar gepaard moet gaan met veel geschreeuw. Een gesprek voeren met een van de leidsters was een no go. Zij waren zo druk bezig met kinderen tot de orde roepen, snottebellen afvegen, tranen drogen, de vingerverf verstoppen, iemand met zijn hoofd uit de vissenkom trekken, fruit snijden en peuters die een krukjesgevecht hielden uit elkaar halen dat een gesprek schier onmogelijk was. Respect voor al die kleuterleidsters die geduldig, enthousiast en gedisciplineerd met die kleine mormels omgaan. Je moet er echt voor in de wieg zijn gelegd. Ik ben dat overduidelijk niet.
Zoals het een moeder betaamt, hield ik dochterlief nauwlettend in de gaten. Ik had al snel door dat de aanwezige peuters haar niet zo boeiden, het speelgoed vond ze leuker. Ik vond het prima. Laat haar maar lekker spelen, het contact met de andere kinderen komt nog wel. De peuters hadden in de tussentijd het fabuleuze idee gekregen om vanaf een bankje op de grond te springen. En dat mocht van de leidster, op voorwaarde dat ze een grote mat voor het bankje uitrolden. Dochterlief had een mooie brandweerwagen uit de speelgoedkast getrokken en ging rustig op die grote mat spelen. De rondspringende kinderen om haar heen deerden haar niet.
Na het minuut of tien was het fruittijd. Dochterlief zat er nog steeds rustig te spelen op de mat met haar brandweerwagen. En daar was ze weer: het meisje met de brutale blik. Mijn dochter moest van de mat af volgens het meisje. Terecht natuurlijk, want de mat moest worden opgeruimd. Maar de manier waaróp verdiende niet de schoonheidsprijs. Ze pakte de brandweerwagen af, schreeuwde dat ze weg moest en duwde haar van de mat. Ik wilde dat brutale rotkind tot de orde roepen, maar hield me in. In plaats daarvan zette ik mijn kind aan tafel, droogde haar tranen, gaf haar de brandweerwagen terug en geloof het of niet: ik hielp het vijandige kattenkind met het oprollen van de mat. Toen we klaar waren, pakte ik haar bij een armpje en keek haar indringend ogen aan. Ik hoefde niets te zeggen, ze begreep me volkomen. Brutale rotkinderen hebben misschien de halve wereld, die andere helft is voor mij.