Hoe ik dagelijks worstel met de balans tussen moederschap en werk
Vroeger was de verdeling simpel: de man werkte, de vrouw zorgde thuis voor de kinderen. Janneke is blij dat dat nu anders is, maar waarom voelt het soms als een spagaat?
LEES OOK: Ode aan de moeders die ons voor gingen
Toen mijn oma trouwde, moest ze stoppen met werken. Daar baalde ze van, want ze vond haar werk leuk, maar het waren de jaren veertig en toen was het niet anders. Zeven kinderen kreeg ze en dat was natuurlijk heel gezellig en ook trouwens best lastig in de hongerwinter, maar vooral bleef ze altijd een beetje balen dat ze haar vroegere baan nooit meer mocht oppakken. Op haar 99ste had ze het soms nóg over het werk dat ze had gedaan voor ze kinderen kreeg.
Tegenwoordig krijgen vrouwen gelukkig gelijke kansen. Wij mogen studeren, werken en daarnaast ook nog trouwen en kinderen krijgen als we daar zin in hebben. Lang leve de emancipatie. En toch – heel raar – soms lijkt die tijd van mijn grootmoeder me ook wel lekker overzichtelijk. Dat je allebei gewoon maar één taak had om je op te concentreren. Je woonde vaak ook dichter in de buurt van familie en er was meer gemeenschapszin, dus je kon je kinderen af en toe ook nog eens bij de buren of je tante stallen of vice versa. Die emancipatie en individualisering maakt het er niet altijd simpeler op. Ik bedoel, van één inkomen kun je tegenwoordig nauwelijks rondkomen (mijn opa en oma hielden met hun zeven kinderen gewoon nog geld over om op vakantie te gaan), bovendien is het ook best zonde je diploma’s het raam uit te gooien zodra er kinderen komen – maar qua huishouden en zorgtaken is er niet heel veel van het bordje van de vrouw gegaan. Bovendien kunnen we minder vaak dan vroeger terugvallen op familie of buren. Ik heb hartstikke aardige buurvrouwen, daar niet van, maar die gaan ook gewoon naar hun werk én hebben jonge kinderen om voor te zorgen. We kunnen onze kinderen natuurlijk naar de opvang brengen, wat vaak neerkomt op het min of meer rechtstreeks inleveren van je salaris aan de opvang. Zelf vond ik het bovendien maar niks om mijn kinderen daar af te geven toen ze koud drie maanden uit de baarmoeder waren. Dus hield ik de kinderen langer thuis dan ik van plan was geweest en ging ik bovendien minder dagen werken: twee in plaats van vijf. Mijn vriend bleef wel gewoon fulltime werken. Hij voelde niet zo veel voor een papadag; hij vreesde dat we van mijn ZZP’er-salaris het einde van de maand niet gingen halen. Daar zat wat in, want als journalist moet je tegenwoordig bijna geld toeleggen op je werkzaamheden.
Maar het had ook iets met die ouderwetse taakverdeling van weleer te maken, die ons tot op de dag vandaag nog steeds een beetje in zijn greep lijkt te houden. Want ondanks mijn universitaire diploma, voelde ik wél voor een mamadag. Voor een heleboel mamadagen zelfs. Het leek me gewoon heel leuk om veel tijd met de kinderen door te brengen zolang ze jong waren. Ik had ze toch niet gebaard om ze alleen maar ’s avonds en in het weekend te zien? Dus leverde ik drie van mijn werkdagen in, terwijl de hoeveelheid werk niet echt afnam. De huishoudelijke taken ook niet, dat werden er alleen maar meer toen er eenmaal kinderen waren. En dus voel ik me soms een fulltime manager van een ingewikkelde onderneming die bestaat uit een fulltime echte baan, naast een fulltime baan van zorgen, huishouden, administratie, spelen, knutselen, koken en ga zo maar door. Ik hou zoveel ballen in de lucht dat ik er soms een paar uit het zicht verlies. Vergeet ik weer een doktersafspraak of een klant terug te mailen. Laat staan dat ik nog tijd overhoud voor een sociaal leven of zoiets als hobby’s of de sportschool. Het is maar goed dat ik mijn werk zo leuk vind, als had ik allang een burn-out gehad van het runnen van de hele santenkraam.
Langzaam maar zeker lukt het in ons huishouden om de taken iets beter te verdelen, maar soms heb ik het gevoel dat mijn vriend en ik opnieuw het wiel aan het uitvinden zijn. Beiden hebben we vaders die in onze jeugd fulltime werkten en moeders die niet of weinig werkten. Beiden hebben we zeer zorgzame moeders die tijdens onze jeugd fulltime redderden en zorgden. Tijdens onze kraamtijd sprong mijn schoonmoeder af en toe bij en steeds als ik mijn vriend vroeg me ergens mee te helpen, sprong ze al op om hem dat klusje uit handen te nemen. Moest ik weer uitleggen dat ik nou juist probeerde om samen een team te vormen. Vroeg ik mijn eigen moeder om advies, dan vond ze meestal ook dat ik mijn vriend toch vooral maar moest ontzien.
Maar wie ontziet ons, de vrouwen? Hoe langer ik meedraai in het moederschap en hoe meer ik spar met andere vrouwen, hoe meer ik besef dat er emancipatietechnisch nog een hoop werk aan de winkel is. Jullie lazen vast al mijn stuk over postnatale depletie. Een groot deel van de vrouwen trékt het gewoon niet meer. Volgens mij zijn er een paar mogelijk oplossingen voor dit probleem. Het zou helpen als wij onze zonen en dochters wél geëmancipeerd opvoeden. Zodat zij het straks de normaalste zaak van de wereld vinden om later een huishouden te runnen (de man evenveel als de vrouw) én plezier te hebben in hun werk. Langer vaderschapsverlof lijkt me ook een must. Vaders die langer verlof krijgen (minimaal zes weken) blijven de rest van hun leven meer in het huishouden doen, blijkt uit onderzoek. Wat ook zou helpen: als wij vrouwen wat beter zouden worden in loslaten. De boel de boel laten, zoals mannen dat vaak zo goed kunnen. Die laatste vind ik een lastige. Vóór ik kinderen had, liet ik het huis nog wel eens zodanig ontploffen dat de man des huizes vanzelf de stofzuiger ter hand nam. Maar nu ik kinderen heb, lukt dat me niet meer. Ik heb het wel eens geprobeerd, maar de kinderen zorgen voor zóveel extra chaos, dat ik gewoon niet meer functioneer als de keuken ook nog eens ontploft is. Ik raak dan ineens belangrijke dingen kwijt zoals huissleutels en knuffels van de kinderen en in mijn hoofd is het al net zo’n chaos als in mijn huis. Bovendien werk ik ook nog eens vanuit datzelfde huis. Mijn vriend trekt ’s morgens de deur achter zich dicht en gaat elders in de stad aan het werk aan een opgeruimd bureau. Laat ik de boel verslonzen, dan kijk ik tijdens mijn werkdagen uit op stapels was en vuile vaat. Concentreert niet echt lekker, zeg maar.
Ik weet niet hoe jullie de taken verdeeld hebben, maar voorlopig ben ik nog even zoet met schipperen tussen werk en moederschap, huishouden en het schaarse beetje tijd voor mezelf. Maar er is hoop. Ik las namelijk laatst in dit boek dat het heel gezond is om je niet maar op één ding te concentreren. Voor het brein is het veel beter als je je op verschillende taken richt; je wordt er creatiever, relaxter en succesvoller van. Grote kans dus dat wij vrouwen, als de kinderen eenmaal naar school toe gaan of het huis uit zijn, niet alleen leukere mensen zijn geworden, maar ook betere werknemers en succesvollere ondernemers. Omdat we zo ontzettend goed kunnen schakelen tussen een werktelefoontje, de was, het wegwerken van de mail, het opzetten van het eten en het knutselen met eierdozen.
LEES OOK: 10 bewijzen dat ouderschap totaal niet geëmancipeerd is
Janneke (45) heeft drie dochters: een tweeling van 8 en een peuter van 2. Over de tweelingzwangerschap en -hectiek van de eerste jaren schreef ze het boek O jee het zijn er twee. Tegenwoordig probeert ze vanuit intuïtie en creativiteit te balanceren tussen haar werk als schrijver en het moederschap van drie meiden. Je kunt haar belevenissen ook volgen op haar Instagram.