Dag Woefie (en waarom ik de lievelingsknuffel van mijn kind erger mis dan hij)

19.03.2018 17:30


Zes jaar lang ging Vala’s zoon nergens heen zonder zijn allergrootste vriend: Woefie. De pluche hond was een volwaardig lid van het gezin. Maar op een dag was Woefie zomaar opeens niet meer nodig. En dat was toch wel even slikken. Voor Vala dus.

Mijn zoon was 13 maanden toen Woefie in ons leven kwam. Al een jaar lang had ik geprobeerd hem allerhande knuffels op te dringen, maar iedere keer zonder succes. Hij keurde ze allemaal geen blik waardig. Maar op een dag kreeg hij van mijn moeder een lichtbruine pluche hond, die ze ergens in een vage winkel uit een bak met kortingsartikelen had gevist. Het was liefde op het eerste gezicht. Hij pakte het beest aan en heeft het nooit meer losgelaten. Vanaf dat moment hoorde Woefie bij het gezin. Waar mijn zoon was, was Woefie ook. Woefie was zijn beste vriend, zijn steun en toeverlaat bij verdriet, pijn en wat voor ander kinderleed dan ook. Zonder Woefie kon er niet geslapen worden. Een dag zonder Woefie was, kortom, een dag niet geleefd. En niet alleen mijn zoon droeg hem een warm hart toe, gaandeweg gingen we allemaal veel van hem houden. Woefie werd een begrip in ons gezin.

Lees ook: Nee, ik wil niet nog een baby. Ik wil meer tijd met de baby die ik al heb.

Eén keer waren we Woefie bijna kwijt, omdat mijn man zo stom was onze zoon toe te staan hem mee te nemen toen ze boodschappen gingen doen en hij hem toen uiteraard vergat in een winkel. Je begrijpt, de paniek was groot toen we erachter kwamen dat Woefie niet meer in ons midden was. Gelukkig bleken ze hem in de betreffende winkel gevonden te hebben en ontsnapten we op het nippertje aan een familiedrama. Maar het waren een paar bange uren. Want een leven zonder Woefie, wat was dat eigenlijk nog waard? Onbewust ben ik er dus ook gewoon vanuit gegaan dat Woefie altijd bij ons zou blijven. Dat ik hem iedere avond zou blijven instoppen naast mijn zoon in bed. Dat hij mee zou blijven gaan op vakantie en altijd zijn eigen plekje zou hebben aan de keukentafel. Dat hij gewoon altijd bij ons zou zijn. Het was dan ook een schok om onlangs te ontdekken dat we afscheid van hem moeten nemen.

Toegegeven, hij zag er al een tijd niet zo heel goed meer uit. Moe en afgeleefd, zogezegd aan het eind van zijn Latijn. Zijn bruine kraaloogjes stonden dof. En ergens in mijn achterhoofd wist ik natuurlijk best dat dit moment zou komen. Ik had alleen niet verwacht dat het zo snel zou zijn. Want opeens realiseerde ik me dat ik Woefie al een tijdje niet gezien had. Dat hij ‘s ochtends niet meer aan het ontbijt zat en ‘s avonds als ik stond te koken niet meer samen met mijn zoon op de bank televisie zat te kijken. Zag ik zijn borstelige snuit niet meer boven de dekens uitpiepen tijdens het verhaaltje voor het slapengaan. Alsof hij stilletjes, als een dief in de nacht, verdwenen was. Zonder ook maar om te kijken, of gedag te zeggen. Om nooit meer terug te keren.

Mijn zoon haalde zijn schouders op mijn vraag waar Woefie was gebleven. Hij wist het eigenlijk niet zo goed, maar ach, hij zou vast wel ergens liggen. Of niet en, nou ja, dan was dat ook eigenlijk niet zo erg. Want hij had hem toch niet echt meer nodig. Ik wilde verontwaardigd protesteren, want we hadden het hier wel over Woefie, ja?! Woefie! Dus hoezo, niet meer nodig? Maar toen ik in de blauwe ogen van de jongen, en dus niet het kleine jongetje, keek die voor me stond, wist ik ook dat hij gelijk had. Want dat kleine jongetje met zijn pluche hondje, dat was er helemaal niet meer. Al een tijdje niet meer zelfs, alleen had ik dat niet gezien. Ik zag nog steeds dat kleine kereltje, met zijn warrige blonde haartjes en die hond onder z’n arm geklemd. Die ontwapenende lach van pure verrukking, toen oma voor het eerst met Woefie aan kwam zetten. Dat jongetje zag ik nog steeds als ik naar mijn zoon keek, terwijl dat jongetje ons al een tijdje, samen met Woefie waarschijnlijk, had verlaten. Ik heb alleen mijn ogen gesloten voor hun vertrek. Want afscheid nemen, dat is nou eenmaal altijd moeilijk.

Ik mis Woefie meer dan mijn zoon hem mist, simpelweg omdat ik ook het jongetje mis dat mijn zoon met Woefie was. Niet dat de zoon die ik nu heb minder leuk is, het is alleen dat ik dat kleine jongetje nooit meer terug krijg. En ik zou hem zo graag nog één keer willen zien, nog één keer willen vasthouden. Want het voelt alsof hij me zomaar is ontglipt. Alsof hij zomaar opeens groot is geworden. En daarom mis ik Woefie. Ik mis Woefie omdat zijn afwezigheid me doet beseffen dat ik mijn zoon moet loslaten. Woefie has left the building. En soms heb ik het gevoel dat hij mijn zoon met zich meegenomen heeft.

Lees ook: Doet u mij maar tien dreumesen.