Brief aan de boze meneer in het restaurant waar ik met mijn zoon at

08.06.2019 00:10


Toen Femke’s zoon Max nog een peuter was, ging ze een keer met hem en haar man naar Artis. Ze hadden een topmiddag en ineens was daar de gedachte: “Laten we gezellig uit eten gaan.” Nu is uit eten met een kind niet altijd een groot succes, maar al hopend en vrezend probeer je het eens in de zoveel tijd toch. Tot Femke’s verbazing was het niet peuter Max die de boel verstierde, maar een zure zestigjarige man. 

Beste Boze Meneer in het restaurant waar ik met man en kind at,

Wat hebt u ontzettend mijn avond verziekt. Ik baal ervan dat uw venijnige opmerking keihard bij me binnenkwam, maar het is zo. Ik kan het niet ontkennen. Nadat mijn driejarige zoon iets te hard met zijn mes en vork op tafel sloeg en de openingstune van Bob de Bouwer inzette, kwam u naar onze tafel toegelopen. U pakte het jasje van mijn zoon (dat op de grond was gevallen), schoof het in zijn handen (waarom?) en zei toen: “Hier is je jas. Hij lag op de grond. En verder wil ik jou vragen of jij je mond kunt houden. Wij hebben last van jou.” Tegen een peuter.

Ik was met stomheid geslagen en mompelde excuses. Ondertussen wilde ik door de grond zakken. Ik siste tegen mijn man: “Zullen we gaan? Ik kan hier nu niet meer rustig zitten.” Reinier at ogenschijnlijk onverstoorbaar verder en na krap een uur verlieten wij het restaurant.

Toen ik ’s avonds in bed lag werd ik ineens heel kwaad op u. Hoe durft u eigenlijk? U bekeek ons alsof we één of ander ordinair gezin waren, die helemaal met niemand rekening hielden. U hebt werkelijk geen idee. U weet niet dat we veel liever naar restaurant De Plantage waren gegaan, maar omdat dat echt een mooi restaurant is, met goed eten en rust, weerhielden we onszelf van onze impuls. Maar weet u? Ú had naar de Plantage moeten gaan. En niet naar die pizzatent, waar u met ons opgescheept zat. In een pizzatent is het überhaupt altijd een komen en gaan van mensen, de bediening is er niet altijd even goed, er staan rijen hongerige lui om pizza’s af te halen en tja, het spijt me, er lopen ook kinderen rond. Kinderen houden namelijk van kaas en tomatensaus. En ouders houden ervan om heel af en toe eens een keertje niet te hoeven koken. Heel raar eigenlijk.

Lees ook: Brief aan de borstvoedende moeder zonder gêne!

Om heel eerlijk te zijn was ik eigenlijk best trots op hoe mijn zoon zich hield. Vrij snel na binnenkomst kreeg hij van de bediening ‘speeldeeg’ in zijn knuistjes gedrukt en daar vermaakte hij zich zeker een kwartier goed mee. Daarna mocht hij kleuren op de servetten, vliegtuigje spelen met het tonic-stampertje, zijn meegebrachte autootjes parkeren op de papieren placemat en uiteindelijk zelfs Nijntje kijken op de iPhone van mijn man. Terwijl hij in eerste instantie zijn pizza niet wilde eten, omdat ik had beloofd dat het een soort tosti was en het dat in zijn ogen he-le-maal niet was (DAT IS GEEN TOSTIEIE!!!!) wist ik het zo te draaien (twee pizzaslices op elkaar geklapt, punt eraf gesneden, hoppa, tosti) dat hij het ging eten zonder ermee te smijten. Ok, ik moet toegeven, hij heeft inderdaad heel enthousiast een paar keer met zijn mes en vork op tafel geslagen en het volkslied van Bob de Bouwerland gezongen, maar gezien alle rampen die ik heb weten te voorkomen, lijkt me dit niet noemenswaardig. Ook toen ik zelf nog geen kind had (en me heus ook wel eens ergerde aan gegil van dat kleine gespuis) zou ik het nooit in mijn hoofd gehaald hebben om jonge ouders aan te spreken op het gedrag van hun peuter. Zeker niet door die peuter zogenaamd rechtstreeks aan te spreken.

U wel.
Bedankt. U zult mij voorlopig niet meer samen met kind in de Amsterdamse horeca zien.

Groet,

Femke.

Lees ook: Nee, restauranthouders, ze zitten echt niet de hele dag op de tablet!