Beste kinderboekenschrijvers, denk ook eens aan de ouders!

05.10.2019 18:30


Geen clue, een warrig plot en dialogen die nergens op slaan. Annemieke vraagt zich af waarom de meeste voorleesboeken zo bagger zijn.

Voorlezen is goed voor kinderen. En voor baby’s zo wijzen diverse studies uit: je kunt er niet vroeg genoeg mee beginnen en het zorgt al op jonge leeftijd voor een grotere woordenschat. Uiteraard willen we de taalontwikkeling van onze dochter stimuleren, dus krijgt Zoë iedere dag minimaal twee boekjes voorgelezen. Waar ze zelf nog niet zo veel van mee krijgt (ze wil er alleen maar in bijten), maar ik wel. En dat is het probleem. Want de meeste kinderboeken zijn bagger.

1855 nachtjes voorlezen

Oppervlakkige hoofdpersonen. Geen clue. Totaal ongeloofwaardige plotwendingen. Een zwaar belabberde spanningsboog. Eindeloze herhaling. Gebrek aan diepgang. Slechte stijl. Kortom: bagger. Als ik iedere nacht voor het slapengaan ‘Hector de Hond’ of ‘Kikker en Varkentje’ voor moet lezen totdat mijn dochter dat eindelijk zelf kan (Wanneer kunnen kinderen een beetje lezen? Met vier jaar? Vijf? Laten we er zes jaar van maken) zijn dat nog ongeveer 1855 nachtjes. Dat gaat ‘m niet worden. Echt niet. Houd ik niet vol. Want na één keer voorlezen dat Hector op de schapen mag passen of dat Varkentje wel wilt dansen, maar Kikker niet, verveel ik me al te pletter. Fok wat zijn die boekjes saai. Daarom mijn verzoek: beste kinderboekenschrijvers, denk ook eens aan de ouders. Want die lezen al die verhaaltjes voor – dat kind zit de eerste paar jaar erbij en luistert voor geen meter, maar vindt alles wel best zolang het betekent dat ‘ie nog niet hoeft te slapen. Mag het misschien een beetje leuk voor ons?

Lawaai en wiebelogen

Boekjes waarbij de kinderen zelf wat kunnen doen zouden in de categorie ‘sowieso leuk’ moeten vallen. Als je kind het snapt misschien. Dat doet die baby van mij nog niet. We proberen ‘Druk op mijn buikje! Waf, waf, blaft de hond’. Zoë kan nog niet hard genoeg op het buikje drukken en kiept haar beker water over het boek. Als ik het voordoe, blijkt dat die hond helemaal geen ‘waf’ zegt. Het geluid lijkt meer op ‘piep’ dan op ‘waf’ – de enige situatie waarin Dribbel mogelijk zo’n lawaai zou kunnen maken is als iemand per ongeluk op zijn poot zou gaan staan. Na drie keer lezen irriteer ik me aan het domme gepiep en besluit ik dat Waf subiet naar het asiel gaat. We proberen ‘Mike het Monster’, met wiebelogen waar je je vingers in kunt stoppen. De wiebelogen zijn een groot succes, maar het verhaal is gewoon nul. Geschikt voor een kind van vier? Bedacht door een kind van vier, zullen ze bedoelen. Zoë vernielt de wiebelogen en het monsterboek verdwijnt weer onder het bed.

Zeikende Kleine Beer & saaie Kleine Ernie

Dan maar iets dat in de belevingswereld van mijn baby past, zoals slapen en in bad gaan. ‘Welterusten Kleine Beer’ zou perfect moeten zijn, want Kleine Beer weigert, net zoals Zoë, pertinent te gaan slapen. Helaas blijkt Kleine Beer nogal een zeikerd. Zo’n drammerig berenkind dat iedere keer loopt te dreinen dat ‘ie bang is van het donker en Grote Beer om de vijf minuten lastig valt. Niet handig: dit brengt Zoë dadelijk nog op ideeën. Gelukkig scheurt ze liever de bladzijdes eruit dan dat ze naar het verhaal luistert. Jammer, want het zijn supermooie illustraties. Next: ‘Kleine Ernie gaat in bad’. In dit boek gebeurt niets noemenswaardigs. Ja, kleine Ernie gaat in bad, maar dat wisten we van de titel al. De muppet neemt walviszeep en zijn rubberen eendje mee en alles is weer schoon. Het is SAAI met hoofdletters. Afgekeurd. Zoë smeert poep over het boek en ik vrees dat zelfs Kleine Ernie’s walviszeep het niet meer schoon krijgt.

Rups met boulimia

Zelfs van boeken die voor baby’s en kleine kinderen bedoeld zijn, mag je toch wel een beetje inhoud verwachten? Tolstoj of Dickens gaat misschien wat te ver, maar een redelijk verhaal moet toch niet zo moeilijk zijn? We proberen het nog één keer met de klassieker ‘Rupsje Nooitgenoeg’. Op het eerste gezicht perfect: grappig, erg leerzaam (niet alleen tellen en fruitsoorten, maar ook de ontwikkeling van rups tot vlinder), kleurrijk en door de gaatjes een hoog gehalte aan zelluf doen. Bij de tweede keer voorlezen begin ik te twijfelen. Want eigenlijk heeft dat beest gewoon een eetstoornis. De ene dag vreet ‘ie een stuk chocoladetaart, een ijsje, een plak kaas, een stuk salami, een lolly, een stuk kersenvlaai, een worst, een cakeje en een stuk meloen en de dag daarna slechts één enkel groen blaadje. Lijkt mij een beetje richting boulimia gaan. Wellicht niet het juiste verhaal voor een meisje dat gaat opgroeien in een wereld vol gefilterde Instagrammodellen, gebotoxte influencers en andere plastische chirurgie promotende danwel een minderwaardigheidscomplex aanpratende size zero’s. Vol tandafdrukken van Zoë, fladdert de vlinder richting oud papier.

Het allerliefste boek van de wereld

Net voordat ik het opgeef, krijg ik een gouden tip van een mede-mama: ‘The Gruffalo’. Wat een geniaal boek. Meteen bestel ik voor 50 euro aan other picture books by Julia Donaldson and Axel Scheffler. En realiseer ik me dat ik mijn kind nu in het Engels moet voorlezen terwijl die dingen ook gewoon in het Nederlands vertaald te krijgen zijn. Whatever. Dan vind ik op een Spaanse rommelmarkt per ongeluk het allerallerallerleukste boek van de hele wereld: ‘Knuffelbeer’ van Nicholas Oldland. In het Nederlands nota bene. Niet die AVI-zelfleestroep met zinnen van maximaal vier woorden van maximaal anderhalve lettergreep, maar gewoon het voorleesboek. Het is spannend, heeft een perfecte lengte en schattige illustraties. En het allerbelangrijkste: een superlieve boodschap. Ik hoop dat mijn dochter van bomenknuffelende beren houdt, want dit krijgt ze vanaf nu iedere dag voorgelezen. Ook leuk voor mama. Het enige probleem: hoe zorg ik er in hemelsnaam voor dat dit boek nog 1855 dagen heel blijft?

Annemieke kreeg de schrik van haar leven toen er zomaar twee streepjes op die test stonden. Met haar vriend K., baby Zoë en hond Dribbel (die naar alle kinderen onder de 10 gromt) woont ze in Spanje.