Als je kind een flesweigeraar is
Mei Ling (30) is moeder van zoon Hiro (4 maanden). Ze is ondernemer en woont samen met haar man Bram (33) in Amsterdam. Mei Lings baby weigert de fles pertinent. Het maakt haar radeloos.
Een beetje lacherig hadden we gereageerd. Het woord alleen al, ‘flesweigeraar’. Iemand vertelde het verhaal van een partner bij een advocatenkantoor. Haar kind weigerde de fles en daarom reisde haar moeder mét haar kind achter haar aan, om tussen de meetings door borstvoeding te geven. “Belachelijk! Als je maar lang genoeg wacht pakt die baby de fles echt wel.” riepen we. Wisten wij veel. Net als veel jonge moeders-in-spé had ik keurig de babylectuur gelezen. Na zeven á acht weken kon men het beste beginnen met het oefenen van de fles. Eerder zou het kind namelijk ‘tepel-speen-verwarring’ krijgen. Ook al zo’n leuk nieuw woord. Dus in week zeven kreeg onze zoon de fles. Wat onwennig hapte hij toe en dronk het hele flesje leeg. De wonderbaby. Bon. Nu kon ik me weer richten op de borstvoeding, waar ik overigens mijn handen vol aan had.
LEES OOK: Flesvoeding en borstvoeding: zoek de verschillen.
Halverwege mijn verlof stond een bruiloft gepland. Ik keek ernaar uit: weer even met z’n tweeën en onbeperkt wijn. Die week kolfde ik de benodigde voorraad melk. Ook oefenden we nog even de fles. En nog eens. En nog eens. Hij wilde niet. In een goede bui kauwde hij vrolijk op de speen. Bij honger krijste hij het uit en draaide boos zijn hoofd weg. Na een week oefenen besloten we de baby mee te nemen naar het feest. “Hij was er nog niet aan toe.”
Vanaf toen bleven we braaf de fles aanbieden. Tegen het einde van mijn verlof werd ik zenuwachtig. Het werd nu toch echt tijd. Het woord waar we eerder zo hard om hadden gelachen was inmiddels bittere realiteit geworden: wij hebben een flesweigeraar. Op zoek naar dé oplossing Googelde ik me rot. ‘Stop niet rond week 10 met het geven van de fles’. Komen ze nu mee. Via-via ontving ik lijsten met tips van willekeurige moeders met hetzelfde probleem. ‘Een huidkleurige panty over de fles’. ‘Twee gaten in je T-shirt knippen’. Seriously? Ondertussen draaide mijn Pay-Pall account overuren, flessen werden vanuit de hele wereld ingevlogen.
Fanatiek gingen we aan de slag met de tips. Als ik er wél bij was. Als ik er níet bij was. Door papa. Door oma. Door een compleet vreemde. Vers gekolfde melk. Ontdooide melk. Poedermelk. Koud. Warm. Heet. Al lopend. In zijn slaap. In de draagdoek. Bij geen honger. Bij honger. Bij extreme honger (een uithongersessie van 16 uur, die voelde als 48 uur). Zonder effect. Maar nog steeds hield ik het hoofd koel. ‘Sommige kinderen gaan pas over op de fles als de noodzaak er echt is.’ Dus tot de laatste avond van mijn verlof had ik hoop. ‘Morgen gaat het lukken’ hield ik moedig vol.
Ik ging werken en dus liep de oppas twee dagen rond met een ontroostbare, hongerige baby. Ik probeerde me te concentreren op mijn werk en dat beeld uit mijn hoofd te verdringen. Op dag drie ontmoette ik per toeval op kantoor een ervaringsdeskundige moeder. Zij raadde me sterk af om hem uit te laten hongeren. “Het creëert stress rondom voeding met als risico dat hij ook de borst gaat weigeren.” Bovendien zou hij een omgekeerd ritme aanleren en ‘s nachts vaker komen. Eh ja, daar was ik inmiddels al achter. Het zweet brak me uit, op dat moment werd mijn zoon alweer vijf uur uitgehongerd. Ik bedankte haar vriendelijk en sjeeste als een gek naar hem toe. Op dat moment besloot ik: ik wil niet meer dat hij honger lijdt.
De lactatiedeskundige en het Consultatiebureau adviseerden hetzelfde. Blijven borstvoeden en daarnaast vriendelijk de fles aanbieden. En dus fietste ik drie keer per dag naar de oppas om te voeden. Dat de winter inclusief wind- en regenbuien was toegeslagen was een tegenvaller, maar ach. Ik plande mijn afspraken tussen de voedingen, of de voedingen tussen mijn afspraken. Ik keek ieder uur op de klok, iedere minuut op mijn telefoon. Bang voor het bericht ‘honger!’, waarna ik met enorme hartslag naar mijn fiets rende. Zwetend en met ijskoude handen kwam ik aan bij mijn kind, die ik doodmoe aantrof. Snel legde ik hem aan. Als hij aanhapte was ik opgelucht. Deed hij dat niet, dan was het paniek. Ik moest immers zo weer terug zijn op kantoor. Ondertussen bleef de oppas braaf twee keer per dag het flesje oefenen. En alleen ik weet hoe nutteloos dat voelt, om een uur lang een speen in een mond te houden zonder dat er iets gebeurt. En liters moedermelk door de gootsteen te spoelen.
Inmiddels zijn we twee weken verder. Gisteren was het dieptepunt. Mijn productie liep omlaag. Niet gek natuurlijk, gezien de vele nachtelijke voedingen en de stress. Ik raakte in paniek. Als ik hem niet kan voeden heeft hij geen alternatief. Dit gaat zo niet langer. En dus heb ik vannacht de grote beslissing gemaakt om voorlopig minder te werken. Of in ieder geval vanuit huis. Het kind moet eten en dat eten loopt via mij, daar kan ik niets aan veranderen.
Het idee ‘als je maar lang genoeg wacht, dan pakt hij vanzelf wel’ is een logische maar verkeerde gedachte. Dat is eigenlijk net zoiets als een baby in het water gooien en denken ‘als-ie maar weinig genoeg zuurstof binnenkrijgt gaat-ie vanzelf zwemmen’. Hoe meer honger mijn kind heeft, hoe meer overstuur hij is en hoe minder hij het concept fles begrijpt. Geloof me, een baby die nog niet eens door heeft dat hij handen heeft is echt niet in staat om een hongerstaking aan te gaan.
Er zijn kinderen die de fles weigeren. De oorzaak is onbekend en je kan proberen dingen te doen om het te voorkomen. Wij hadden in het begin vaker en consistenter de fles moeten oefenen. Dat zal ik bij een volgende zeker doen. Maar ook al had ik dat gedaan, dan had ik nog steeds geen garantie dat mijn baby nu niet de fles had geweigerd. Er zijn baby’s die drie maanden de fles hebben gepakt en dan opeens weigeren. Kortom, zoals alles bij het ouderschap: je hebt geen idee, doet je best, doet altijd iets fout en je hebt er maar mee te dealen. Voor mij en mijn zoon is er nu geen oplossing. Ik geef hem tijd.