Als je als moeder geen goed vangnet hebt
Ken je dat, die ouders die altijd meteen opa of oma kunnen optrommelen als ze een ziek kind hebben of een dagje uit willen? Janneke is helaas niet een van hen en wil andere ouders met een gebrekkig vangnet graag een hart onder de riem steken.
Ik moet toegeven: we hebben het er zelf een beetje naar gemaakt. We hadden bijvoorbeeld best ergens bij mijn moeder in de buurt een huis kunnen kopen, maar dan hebben we het wel over oersaai Leiden. Terwijl we allebei al tig jaar in Amsterdam wonen. We hebben een paar huizen bekeken in die omgeving, maar we werden allebei vrij depressief van het vooruitzicht voortaan in Leidse kroegen te moeten hangen – net alsof we daar ooit nog aan toe zouden komen, maar wisten wij veel. En dus werd het Amsterdam-Noord. Daar konden we een betaalbaar huis kopen met een tuin en genoeg ruimte voor onszelf en de tweeling die op komst was. We hadden nog geen idee dat een tweeling in de begindagen zo vaak ziek wordt dat je altijd per direct noodopvang moet kunnen optrommelen, wil je een beetje kunnen blijven meedraaien op je werk. Dat de opvang al opbelt als ze 37,8 hebben, of je ze alsjeblieft wilt komen halen. Dat je best een oppas kunt zoeken, maar dat de meeste oppassen na een maand of wat ineens weer te druk zijn met school, of gaan verhuizen, of iets anders te doen hebben wat belangrijker is dan jouw kinderen.
Lees ook: De herfstgriep in 5 fases
Kortom: inmiddels ben ik stikjaloers op die ouders die wél in de buurt van hun familie wonen. Die vaste oppasdagen hebben van opa en oma. Of die een heel netwerk hebben van jonge ouders met kinderen en wederzijdse speeldates. Of vrienden zonder kinderen die om de hoek wonen en dolgraag komen oppassen. Waardoor ze eigenlijk nooit met de handen in het haar zitten als er een kind ziek wordt of ze chronisch gebrek hebben aan me-time. Neem nou mijn buren: iedere maand komen opa en oma daar een heel weekend op de kinderen passen, waardoor ze er met z’n tweeën tussenuit kunnen. Of mijn collega’s, die allemaal ongeveer gelijktijdig kinderen kregen, allemaal in dezelfde leeftijd dus, en die de kinderen altijd bij elkaar droppen als ze omhoog zitten. Of neem mijn zus, die wél in Leiden woont, en gewoon even mijn moeder belt als ze naar de kapper wil of naar de huisarts. Dat soort luxebezoekjes moet ik bewaren voor op mijn werkdagen. Die sowieso al bomvol zitten – en die soms ineens helemaal geen werkdagen meer zijn, omdat er dus ineens een kind ziek wordt. Ik loop daarom bijvoorbeeld al maanden rond met een paar vreemde moedervlekken zonder dat ooit aan een dokter te hebben verteld, en je wilt niet wéten hoe mijn haar eruitziet.
Sinds kort slaan mijn kinderen hun middagdutjes over. Althans, niet elke dag, het is iedere keer weer een verrassing hoe hun pet staat. Zojuist nog ben ik anderhalf uur bezig geweest om het keten een halt toe te roepen en te zorgen dat ze op één oor gingen. Tot voor kort gebruikte ik hun dutjes om te werken, maar dat kan ik nu wel schudden. Áls ze al in slaap vallen, is er na een uurtje weer eentje wakker – en die maakt vervolgens dolenthousiast de ander wakker, om met frisse energie samen de boel weer op stelten te zetten. Mijn moeder bellen? Zou kunnen. Maar ze doet er een uur over om hier te komen en ze wil niet in de spits rijden, waardoor het me maar een paar schamele extra werkuurtjes oplevert. Ik rijd ook wel eens naar haar toe met de kinderen, maar op de een of andere manier komt er dan van werken helemaal niks (al dan niet omdat er altijd een kind op mijn laptop gaat staan).
Mijn vader woont nóg verder weg en heeft het zelf te druk met werken. Dan heb ik nog twee schoonouders, maar die wonen in België. ‘Je moet gewoon speeldates regelen,’ zei een van mijn collega’s, de collega die haar kind altijd bij die andere collega kan stallen. ‘Met wie dan?’ vroeg ik. ‘Andere mensen met kinderen,’ zei ze. Het lastige is: ik woon nog helemaal niet zo lang in Amsterdam Noord. Mijn vrienden wonen allemaal nog in ‘de stad’, en voor hen is het IJ oversteken (de rivier die Amsterdam Noord scheidt van de rest van Amsterdam) ongeveer net zoiets als op wereldreis gaan. Trouwens: geen van mijn vrienden heeft kinderen in de leeftijd van de mijne en de rest heeft wel wat anders aan z’n hoofd dan oppassen op een hyperactieve tweeling. Ooit kwam er wél een vriendin oppassen op een ziek kind en zij heeft vervolgens zes weken de vinketering gehad (net als ik trouwens, maar ik ben dat inmiddels gewend). Ik heb goed contact met twee buurvrouwen, alleen werken die allebei fulltime. Dan zijn er nog een paar bevriende tweelingmoeders, maar die zijn allebei pas verhuisd. Ja, zelfs onze vaste oppas is verhuisd naar een andere stad.
Ben ik de enige moeder die zich af en toe zo verdomd alleen voelt? Die dus niet dat superhandige vangnet heeft, en het uiteindelijk altijd maar weer zelf oplost? Van wie de carrière nu al een paar jaar op een laag pitje staat, omdat de kinderen altijd voor gaan? Of die de kinderen op hoop van zegen maar meeneemt naar een zakelijk uitje? Ik bedoel, ik vind het heerlijk dat ik er voor mijn kinderen kan zijn en ze kan zien opgroeien, maar het totale gebrek aan tijd voor mezelf breekt me af en toe wel op. Ik weet dat ik eigenlijk niet mag klagen, want ik heb allebei mijn ouders nog en nog stief- en schoonouders ook, en ze zijn allemaal dol op de kinderen. Er zijn ook moeders van wie een of beide ouders zijn overleden, of geëmigreerd, of die zelf zijn geëmigreerd en sommigen hebben ook nog een zorgintensief kind – ik heb zelfs vriendinnen die te maken hebben met een combinatie van deze factoren. Hoe zij alle ballen in de lucht houden? Ik weet het écht niet. Ik weet alleen maar dat ik het heel erg knap vind en dat ik enorm veel respect voor ze heb.
Zelf heb ik inmiddels een extra opvangdag aangevraagd. Ook al heb ik het er best moeilijk mee om mijn kinderen nóg een extra dag af te leveren bij relatief onbekenden – en dat ze dan bij thuiskomst ineens naar Zwitsal ruiken en liedjes zingen die ik nog nooit heb gehoord. En dat ze altijd ‘hoeft niet opvang’ zeggen als we ernaartoe rijden. Maar als ik dat kappersbezoek nóg langer uitstel, kom ik straks helemaal nergens meer aan de bak. Intussen wil ik alleen maar even zeggen tegen alle andere moeders met een matig vangnet: jullie zijn toppers. Dat jullie toch al die ballen in de lucht houden zonder opa, oma, of oppasgrage vrienden in de buurt, mag welhaast een wonder worden genoemd. En ik kan het weten, want ik weet hoe lastig het is. Een dikke knuffel voor jullie allemaal. Ik voel me subiet minder eenzaam. Laten we binnenkort een keer gezellig met z’n allen naar de kapper.
Lees ook: Waarom papa relaxed is en mama ongelukkig
Janneke (45) heeft drie dochters: een tweeling van 8 en een peuter van 2. Over de tweelingzwangerschap en -hectiek van de eerste jaren schreef ze het boek O jee het zijn er twee. Tegenwoordig probeert ze vanuit intuïtie en creativiteit te balanceren tussen haar werk als schrijver en het moederschap van drie meiden. Je kunt haar belevenissen ook volgen op haar Instagram.