Als de één een blije eikel is en de ander een moeilijker exemplaar…
Barbara ziet zichzelf nog zitten: wanhopig met haar eerste peuter die zich niet liet opvoeden en om de haverklap een woedeaanval had. God, wat was ze onzeker over haar opvoedcapaciteiten. Bij haar tweede peuter zag ze het verschil. “Deze hing dus wél gewoon zijn jas op aan de kapstok.” Lag het aan haar?
“Ik had gedacht dat ik een natuurlijk talent voor opvoeden zou hebben,” schreef Femke ooit over haar opvoedproblemen met peuter Max. Ze eindigde met de verzuchting: “En dat is helaas onwaar gebleken.”
Nou, daar weet ik alles van. Mijn oudste was een peuter van jewelste. Hij was altijd boos, eiste altijd van alles en liet zich niet opvoeden. Jas ophangen als je binnenkomt? Weigerde hij. Wc doortrekken? Ruzie. De verpakking van een ijsje in de prullenbak gooien? Woedeaanval. Niks kon ik hem leren. En dan hoorde ik in mijn hoofd die stemmetjes van alle andere ouders: “Nou, dat hoeft mijn kind niet te proberen hoor, als hij dan niet gehoorzaamt…” Het klonk alsof zij wel een oplossing hadden voor mijn opvoedingsonkunde – ze konden het mij alleen niet uitleggen. Alles heb ik geprobeerd: rustig uitleggen, boos worden, straffen, belonen, Maar mijn kind wilde sommige dingen gewoon niet leren.
Lees ook: Als je met je peuter naar de opvoedpoli moet.
En toen kreeg ik een tweede kind. En die deed het allemaal als vanzelf. Al sinds hij 2 is doet hij een poging zijn jas op te hangen als hij thuiskomt, hij spoelt de wc door en hij geeft zijn afval aan mij, of gooit het in de prullenbak. Zonder dat ik ook maar iets hoef te zeggen.
Heel veel bezoekers herkenden het toen Femke haar moeilijke peuter beschreef. Maar wat interessant was: vooral vrouwen met twee kinderen konden haar een hart onder de riem steken: “Ik kreeg eerst een heftig kind en dacht ook dat ik het niet kon, opvoeden. Maar toen kwam mijn tweede, wat een heel rustig en makkelijk kind was. Toen zag ik dat het niet aan mij lag, maar aan de aard van het kind.”
Was dat het? Mijn god. Ik zag huizenhoog op tegen de weekenden. Mijn man was veel weg en daar zat ik dan, met die kleine die héél lief kon zijn, maar dan opeens veranderde in een terrorpeuter. Om zes uur ’s ochtends waren we al op, en als het me lukte om tot half negen binnen te blijven, had ik mazzel. Meestal zat ik rond die tijd al op fiets, weer of geen weer, zonder bestemming, want ik had géén idee waar je op dat uur terecht kon met een kind waar geen land mee te bezeilen was. Zelfs voor een kop koffie durfde ik niet te stoppen, bang voor een scène in de Coffee Company. Wat was dat heftig, als ik eraan terugdenk.
Wat gebeurde er dan dat ik het binnen niet meer volhield? Hij ging dingen eisen, daar begon het mee. Iets lekkers. En als ik weigerde werd hij boos. Dan gingen we een puzzel maken, maar halverwege gaf hij het op. Woedend. Even met de Duplo spelen, tot hij de blokjes door de kamer smeet. Dan toch maar een koekje, maar daarna moest er nog één komen. Dat ging zo maar door tot ik het niet meer aankon en maar op de fiets stapte. Ik heb weleens met tranen in mijn ogen tegen hem gezegd: “Ik weet echt niet meer wat ik moet doen.” Ja, tegen een peuter van 3.
Gebroken zat ik dan dus om half negen op de fiets, me af te vragen hoe andere moeders dat doen. In mijn hoofd telde ik de uren af: nog 4 uur tot aan het middagdutje. Dan heb ik even rust. Het was echt een eenzame en donkere tijd. Ik had alleen mijn moeder met wie ik er écht over kon praten, verder voelde ik me gewoon voortdurend tekort schieten. Ik kon het niet, opvoeden. Sorry: niet voor mij weggelegd.
En toen werd de jongste geboren. En wauw, wat een verschil! Deze was gewoon een blije eikel. Hij speelde en klauterde en danste door het huis. Als ik een kopje koffie wilde drinken, dan vond hij dat prima. Deze werd niet schreeuwend en eisend wakker. Als het buiten regende en ik zin had om thuis te blijven maakten we een puzzel. En nog een. En dan zette ik een muziekje op en ging hij dansen. Of we dronken samen koffie: hij babyccino en dan roeren we samen door onze kopjes. Als hij naar de wc was geweest, waste hij vanzelf zijn handjes. En hij was nog maar drie!
God, wat heb ik me geschaamd, wat ben ik boos geweest op mezelf dat ik het gewoon niet kón, een kind van nog geen meter groot disciplineren. Nu weet ik dat het niet aan mij lag. Mijn jongste geniet dezelfde opvoeding en hangt van nature zijn jas aan de kapstok. Niks opvoeding, niks discipline, ik had gewoon pech met een heftige peuter. Misschien zijn er ook kinderen gebaat bij een harde hand in de opvoeding en werkt het bij hen wel. Alle kinderen zijn anders, en daar moet je mee leren dealen. Maar het ligt dus niet aan jou als je een lastig exemplaar treft, zeker niet als het nog maar een peuter is.
(Ik moet nu dringend stoppen met schrijven, want mijn blije eikel probeert stukjes brood in de gaatjes van mijn laptop te proppen, haha. Nobody’s perfect!)