Aan alle ouders met ruziënde kinderen: het wordt beter!
In theorie lijkt het zo leuk: een gezin met meerdere kinderen. Omdat die, in theorie dus, natuurlijk de beste vriendjes zullen zijn. De praktijk pakt echter vaak anders uit. Met kroost die elkaar constant de hersens inslaat bijvoorbeeld. En soms vraag je je dan af waarom je het niet bij één kind hebt gehouden. Vala biedt hoop. Want inmiddels weet ze: uiteindelijk vliegt de Duplo niet meer door de kamer.
Ik wilde graag weinig leeftijdsverschil tussen mijn kinderen. Dat leek me, naast praktisch omdat je het hele tropenjarengedoe er dan in één keer doorheen kon jagen, wel zo leuk. Vooral voor de kinderen zelf, want dan hadden ze tenminste nog wat aan elkaar. Dan konden ze, zóuden ze, vriendjes worden en altijd leuk met elkaar spelen. En zo geschiedde. Mijn zoon was anderhalf toen zijn zusje kwam. Maar i.p.v. zijn beste vriendje had ik hem blijkbaar zijn aartsvijand geschonken. De geboorte van mijn tweede kind luidde namelijk een periode in die veel weg had van een Derde Wereldoorlog. En hoe erg ik ook met mijn witte hydrofiel stond te zwaaien, tot een staakt het vuren kwam het niet.
Lees ook: 10 Zalige dingen die ik ga doen als mijn kinderen naar de basisschool gaan.
Mijn zoon en dochter hebben jarenlang ruzie gemaakt. Járenlang, ik overdrijf het niet. Zodra mijn dochter van voren enigszins door had dat ze van achteren leefde en ze haar grove motoriek een beetje onder controle had kwamen mijn kinderen lijnrecht tegenover elkaar te staan. Want juist omdat ze zo weinig in leeftijd scheelden, waren ze elkaar grootste concurrenten. Dat had ik niet zien aankomen, dus de schok was groot. En de ravage ook, want de Duplo vloog niet zelden door de kamer. Van ‘s ochtends vroeg tot ‘s avonds laat probeerden mijn kinderen elkaar het leven zuur te maken en míjn leven werd het daardoor ook. De hele dag was ik bezig ruzies te beslechten en de plukken haar die mijn kinderen uit elkanders hoofd hadden getrokken op te vegen. Hoe twee zulke kleine mensen elkaar zo groots naar het leven konden staan was me een raadsel. ‘s Avonds, als mijn kroost dan uiteindelijk, moegestreden en onder de blauwe plekken van al het vechten in bed lag, ging ik stilletjes zitten huilen op de bank. En vroeg ik me af of we ooit uit de loopgraven zouden komen. Of dat ik later twee verschillende kerstdiners zou moeten organiseren omdat mijn kinderen elkaar anders met de geglazuurde kalkoen de hersens in zouden slaan. Zo had ik het me niet voorgesteld. Wat een deceptie.
Heel lang heb ik gedacht dat het nooit over zou gaan. Ik had me er al bijna bij neergelegd dat mijn kinderen gewoon een intrinsieke hekel aan elkaar hadden. Elkaar zouden ontvrienden op Facebook zodra ze oud genoeg waren om zonder mijn supervisie op social media te zitten en de erfenis ruim voor mijn dood alvast verdeeld zouden hebben, zodat ze, eenmaal uit huis, nooit meer iets met elkaar te maken hoefden te hebben. En toen opeens kwam er een dag dat het stil was in huis. Geen geschreeuw, geen gegil, geen gekraak van kinderschedels die tegen de parketvloer smakten. Even dacht ik dat het nu dan echt gebeurd was, dat mijn kinderen elkaar vermoord hadden. Maar ze bleken gewoon te zitten spelen. Samen. Met de Lego. Vrolijk lachend, alsof ze nooit anders hadden gedaan. Het was als het zien van een Fata Morgana in de woestijn. Alsof Voldemort en Harry Potter plotseling bff’s waren. Het was, kortom, weinig minder dan een wonder. Maar, zoals het spreekwoord ook al zegt, die zijn de wereld nou eenmaal nog niet uit.
Inmiddels zijn de kemphanen zeven en vijf jaar oud en is ons huis al een hele tijd geen strijdtoneel meer. Sterker nog, die droom die ik al die jaren geleden voor ogen had, van mijn kinderen die naast broer en zus vooral ook vrienden zijn, is toch werkelijkheid geworden. Broer en zus zijn gek op elkaar en kunnen uren samen spelen. Natuurlijk hebben ze echt nog wel onenigheid en valt er ook heus nog weleens een klap. Maar dat is tegenwoordig eigenlijk een zeldzaamheid geworden. Ik hoef niet langer de woonkamer in twee verschillende compartimenten op te delen om ze uit elkaar te houden en als er nu eentje een blauwe plek heeft komt dat meestal omdat ík ze te hard geknepen heb en niet omdat ze elkaar te lijf zijn gegaan. Ze spannen inmiddels regelmatig samen tegen míj en ik vermoed dat het met het verdelen van die erfenis straks ook wel mee zal vallen, aangezien ze onlangs zelfs bereid waren het laatste koekje te delen. Dus wellicht dat ze elkaar straks ook niet mijn aanleunwoning uitvechten om de messing kandelaars.
Heb jij dus een stel ruziënde kinderen en ben je de vredesonderhandelingen meer dan zat? Wees gerust en houd nog even vol. Het komt goed, echt waar. Uiteindelijk kun je ze zonder bitje in meer dan twee minuten met elkaar alleen laten, zonder dat je bang hoeft te zijn dat er op z’n minst één melkgebit vroegtijdig aan de tandenfee kan worden meegegeven. Er komt een dag dat de strijdbijl begraven wordt en het thuis plotseling pais en vree is. Eerlijk gezegd word ik er een beetje bang van. Want straks zijn het pubers en als díe een front vormen, dan moet je maar hopen dat je als ouder ongeschonden uit de strijd komt. Mijn gebit zal het wel overleven, denk ik, maar of mijn gemoed dat geweld aankan weet ik eigenlijk zo net nog niet.
Lees ook: Ode aan de oppas.
Vala van den Boomen (41 jaar) heeft drie kinderen: een zoon van 12, die autisme heeft, en twee dochters van 10 en 6 jaar, die de chronische aandoening EDS hebben, net als zijzelf. Ze is getrouwd met Mario en werkt als beleidsmedewerker in de Tweede Kamer. De eerste tien jaar van haar moederschap heeft Vala niet geslapen, omdat haar kinderen altijd wakker waren. Die schade probeert ze nu in te halen. En dat is hard nodig, want de puberteit staat voor de deur. Dat brengt weer heel nieuwe uitdagingen met zich mee, dus heeft ze al haar krachten nodig.