De 8 dingen die mijn moeder altijd zegt (en ze heeft gelijk).
Zucht. Moeders en dochters. Mijn moeder zei heel vaak, als ik vroeg waarom ik mijn kamer moest opruimen: ‘Omdat ík het zeg’. Dat vond ik het stomste ter wereld. Sterker: ik vond háár het stomste ter wereld. En nu zeg ik het zelf. Zo’n twintigduizend keer per dag. En denk ik elke keer weer aan alles wat zij al wist, en ik nog niet:
Lees ook: Hilarische cartoons over de lessen die je leert als ouder
1. Opvoeden is (soms) oorlog.
Als je kind niet regelmatig met een verschrikte OMG-blik naar je kijkt – een blik vol afschuw en/of plaatsvervangende schaamte – dan heb je iets niet goed gedaan. Want moeders die zeggen dat ze ‘de beste vriendin’ van hun kinderen zijn, komen zichzelf nog wel tegen, aldus die van mij. Om een prettig kind te creëren dat het goed kan vinden met andere mensen en beleefd is, moet je kinderen laten zien wie de baas is. (hint: jij!). En als ze je daarom tijdelijk haten, dan is dat héél jammer. Voor je kinderen.
2. Maak het jezelf zo makkelijk mogelijk.
Ik kreeg als kind vroeger heel soms witte bonen in tomatensaus uit blik. Als avondeten. ‘En je leeft nog’, zei mijn moeder laatst terwijl ik zwetend een uitbundige kindercouscous stond te prepareren met (uiteraard) slechts biologische al-dente gekookte groenten. Eén keer raden: allebei mijn kinderen vonden het maal niet te pruimen (I don’t blame them). Couscous de prullenbak in – blik tomatensoep (met heel veel suiker, niet biologisch, oehoe!) opgetrokken. Glas wijn ingeschonken, tevreden geproost met mijn moeder. En toen alles op was zei mijn moeder opgewekt: ‘Zie je wel? Ze leven nog.’
3. Denk aan je relatie.
Mijn dochter was acht weken oud toen mijn moeder in onze Amsterdamse straat kwam voorrijden en haar kleinkind voor twee nachtjes meenam naar haar huis. Terwijl ze weg reed, draaide ze haar raampje open, drukte op de claxon en riep: ‘Laat het loooohooooooos.’ Wij hadden het weekend van ons leven. We gingen naar een festival met vrienden. Waar ik na twee plastic bekers festivalbier zo dronken werd dat ik moest overgeven over de schoenen van mijn man. Daarna hadden we nog anderhalve dag om samen bij te komen. Zonder baby in de buurt.
4. Het is normaal om hulp te vragen.
Je hoeft niet alles zelf te doen. En anderen komen vaak niet op het idee je de helpende hand te bieden. In de jaren tachtig had mijn moeder een clubje vriendinnen bij wie ze altijd wel een kind kwijt kon, zonder het van te voren te vragen. Hoef je nu niet meer mee aan te komen, natuurlijk. De tijden zijn veranderd. Maar vragen staat vrij. En weet je: je zal merken dat andere ouders het doorgaans juist fijn vinden als je ze om een concrete gunst vraagt. En jij kan in de tussentijd mooi even naar de pedicure/supermarkt/tandarts.
5. Kinderen zijn onvolwassen en onredelijk.
Haha, ja maar, dat wist je toch? Als ze hard schreeuwen, aldus mijn moeder, hoef je niet te luisteren. Überhaupt zeggen kinderen volgens haar vaak dingen die nergens op slaan. Want het zijn kinderen. Je hoeft niet op ieder verzoek in te gaan. En als kinderen zich stampend en briesend ter aarde storten omdat jij geen vierde boekje wil voorlezen, dan zijn zíj onredelijk. En niet jij. En lees je dus geen vierde boekje voor.
6. Een huilbaby een uurtje in het tuinhuisje parkeren is geen misdaad.
Het gebeurde vroeger schijnbaar vaker dan nu, want deze hoor ik van heel veel ouders van onze generatie. De ouders-van-toen parkeerden ons in de schuur of op een verdieping in huis waar niemand ons kon horen. Om zelf even tot rust te komen. Ook als je onder de douche staat, zegt mijn moeder, en er begint er eentje te huilen, mag je gewoon eerst je haar wassen en de conditioner uitspoelen. En dan ga je daarna rustig eens kijken wat er aan de hand is.
7. Foute mannen herken je niet meteen.
Oké, deze heeft weinig te maken met het opvoeden van kinderen, maar is wel waar. De mannen aan wie ik kennis had, waarvan mijn hart sneller ging kloppen omdat ze zo lekker ‘mysterieus/onvoorspelbaar/wild’ waren, bleken geen blijvertjes. Dat had mijn moeder toen al lang gezien. Maar ik dus niet.
8. Je kunt beter oma zijn, dan moeder.
Gut, hier hebben we wat aan. Thanks mam. In het gezin waar ik opgroeide stond mijn moeder aan het hoofd. Ze was lief en zeer zorgzaam en we bouwden samen met lakens tenten in de woonkamer. Maar ze was ook streng. Wij snoepten zelden. Als we één Fruitella – en dus nooit een hele rol – kregen, dan juichten we van genoegen. Nu is ze de oma van mijn twee kinderen. Ik zie een grootmoeder die intens geniet van haar nieuwe rol. Ze smeedt geheime plannetjes met mijn dochter, klautert en stoeit met mijn zoon. De kinderen mogen bij haar altijd veel te laat opblijven. En ze heeft haar jaszakken vol vreselijk grote lollies zitten. En oh wee als ik iets durf te zeggen van haar verwennerij. Dan zegt ze: ‘ik spreek je nog wel als jij zelf oma bent.’ Ik kan niet wachten.
Lees ook: Als je kind drie is dan