De 31 dingen die je denkt als je met je gezin op vier hoog woont

11.07.2016 05:00
vier hoog


Ja, je leest het goed. Renske woont vier hoog. Met twee kinderen (en een man). En NEEN, er is geen lift. We herhalen: er is geen lift. Dus dat levert nogal wat interessante situaties (en vooral gedachtes) op. Zie hier, een greep uit haar gedachten wanneer ze met de kinderen alleen thuis is.

Lees ook: Ik heb een obsessie voor babynamen en dit is mijn nieuwe top 68

  1. Oh, heerlijk. Vrij! Laten we iets leuks gaan doen.
  2. Misschien moeten we gezellig op het dakterras gaan zitten, want anders moet ik weer zo slepen.
  3. He gets, wat ziet mijn oog en wat hoort mijn oor? Het waait. We waaien straks nog van het dakterras af met ons goeie gedrag!
  4. Nou, dan moeten we toch maar even naar het park. Daar waait het sowieso minder. En frisse lucht is muy importante.
  5. Dat is Spaans voor heel belangrijk. Ik weet ook niet waar dat opeens vandaan kwam.
  6. Nou, eerst dan maar even alles inpakken. En zorgen dat ik alles in één keer naar beneden kan krijgen. Of nouja, in twee keer. Want ik moet sowieso eerst peuter S. naar beneden brengen, hem  zo snel mogelijk zien vast te zetten in de wagen en dan nog huphuphup terug voor baby B.
  7. Ik heb echt zooooo geen zin om heen en weer te moeten. Ik word al moe als ik er aan denk. Maar het moet. Het moet. En daarmee basta.
  8. Waarom heb ik eigenlijk twee kinderen gekregen op vier hoog?
  9. Weet jij het, weet ik het, ik dacht waarschijnlijk dat het allemaal wel mee zou vallen, maar hey, dat was effe een foutje. FOUTJE BEDANKT.
  10. Ik denk dat ik andere mensen moet gaan waarschuwen voor dit soort fouten in het leven. Dan haalt iemand hier nog iets goeds uit.
  11. Goed, alles ingepakt?! Mooi.
  12. Ohja, shit, de wandelwagen staat nog ingeklapt op één hoog. Die moet ook nog uitgeklapt worden. Nou, dan moet peuter S. maar even op één hoog wachten, zodat ik de wagen kan uitklappen en naar beneden kan tillen.
  13. En hij mag onder geen beding in zijn eentje achter me aan komen. Stel je toch voor dat dat kind naar beneden stort.
  14. Daar gaan we, mensen, daar gaan we! Waarom heb ik eigenlijk geen rugzak?
  15. Rugzakken zijn dan wel hip, mij staan ze voor geen meter. Dus ik heb een handtas, die nu superirritant aan mijn arm bungelt.
  16. Anyways, we zijn onderweg naar beneden en dat is een heel mooi iets!
  17. Eindelijk – het duurde even, maar we staan beneden. De wagen is uitgeklapt, peuter S. zit in de wagen. Nou, dan nu snel terug naar boven voor baby B. Hopelijk ligt-‘ie niet de hele boel bij elkaar te krijsen in de box. Van de eenzaamheid enzo.
  18. Kijk, daar ligt mijn kleine snoep. Hup, kom maar mee.
  19. Oh, nee, niet spugen nu. We hebben GEEN tijd om ons nog te verkleden, want peuter S. staat beneden in de gang. Moe-der-ziel alleen. En stel dat er buren langs moeten? Stel dat de buren de deur open zwiepen? Snel snel snel.
  20. Dan maar met een melkvlek naar buiten. We moeten naar buiten en snel een beetje.
  21. Oh, ik hoor S. al roepen. Ja, ik kom eraan hoor! We komen eraan! Mamma komt er aan!
  22. Nou, daar ben ik dan. Er is alleen een probleem: ik kon mijn telefoon zo snel niet vinden. En zonder telefoon ga ik gewoon niet naar buiten.
  23. Vroeger zouden de mensen dat wel gedaan hebben, maar hey: het is niet meer vroeger. Het is 2016 en als moeder heb je dan je telefoon nodig of niet dan.
  24. Misschien niet, maar whatever.
  25. Hoe dan ook, ik moet dus tóch nog een keer naar boven jongens. Daar ga ik, tot zo!
  26. Waarom ben ik trouwens in go-des-naam niet al superdun? Ik had toch minstens het lijf van Doutzen moeten hebben met al die zesentachtig trappen? Ik snap het gewoon niet.
  27. Maar het zal allemaal wel weer aan mij liggen. Ik bedoel, iedereen die ik ken die op 4 hoog woont is dun! Werkelijk iedereen!
  28. Maarja, die hebben dan ook geen kinderen. En die zijn twintig. En student. Kijk, da’s toch een belangrijk verschil of ben ik nou gek?
  29. Moet ik er wel bij zeggen dat ons dakterras helemaal te gek is. We hebben altijd zon, nooit inkijk, een zee van ruimte. Dus ik stop nu met klagen. Dankbaarheid is het woord. Dankbaarheid!
  30. Nou, dan nu eindelijk weer naar beneden, alwaar het gekrijs inmiddels niet van de lucht is.
  31. We komen in dat park. Ik weet het zeker.

Lees ook: Weg met al die ideale moeders op het schoolplein