15 Dingen die je echt niet wilt horen tijdens een autorit met kinderen

19.08.2018 05:00
kinderen, autorit


Hebben jullie het weer aangedurfd deze zomer? Lekker met het hele gezin en de sleurhut richting Frankrijk, een andere zonnige bestemming, of gewoon, een weekendje weg in eigen land. Leuk als je er eenmaal bent, maar de autorit er naartoe, die verloopt niet altijd zonder slag of stoot. Iedere ouder zal het herkennen, dat je net op de snelweg zit en dan dít hoort:

Lees ook: To do list voor de zomer (totáál kansloos maar, toch…).

  1. “Zijn we er al?” En dan moet je nog tien uur. Want je kunt je huis namelijk nog zien liggen, dus NEE, we zijn er niet al! En NEE, over vijf minuten ook niet.
  2. “Ik moet plassen.” Terwijl je kind net, tijdens de benzinestop, heus niet hoefde, hoor. Nee, echt niet! En natuurlijk is er pas een volgend tankstation over 80 kilometer. Dat wordt dus halsoverkop stoppen en wildplassen in de berm.
  3. “Ik heb geplast.” Want zelfs voor dat halsoverkop stoppen is vaak geen tijd meer als de nood eenmaal hoog is. Kortom: in een wolk van verschraalde peuterurine over de Périphérique.
  4. “Ik heb dorst.” Maar de pakjes drinken zitten natuurlijk áltijd helemaal onderin die ene rugzak, die áltijd helemaal onderin de kofferbak zit.
  5. “Mijn pakje is op de grond gevallen.” Waar zich een steeds verder uitbreidende plas appelsap vormt, die onder de stoelen doorsijpelt en zich vermengt met de eerder genoemde peuterurine.
  6. “Hoe lang duurt het nog?” En die vraag zo’n 2500 keer gedurende de hele rit. Lang duurt het dan. Heel erg lang.
  7. “Ik moet poepen.” Dan wéét je dat je moet stoppen. Gewoon, per direct, desnoods midden op de snelweg. Want poep in de auto, dat is nog veel erger dan plas in de auto.
  8. “Ik heb gepoept.” Eigenlijk overbodig om gezegd te worden, want dat ruik je zodra die drol dat broekje in glijdt. En omdat dat kontje zo lekker in dat autostoeltje gedrukt wordt, zit de stront uiteraard tot in je kind z’n sokken.
  9. “De baby heeft gepoept.” Waarna je vervolgens nog 80 km met een jammerende peuter in de auto zit, omdat die spontaan wagenziek wordt van de lucht die er uit de maxi-cosi komt wasemen, maar jij ijzerenheinig doorrijdt tot aan het volgende tankstation, omdat je echt geen behoefte hebt om dat verschoonmatje uit te rollen op de vluchtstrook.
  10. “Hij pest me!” Er komt onvermijdelijk een moment (ongeveer 10 km van huis) dat je kinderen elkaar gaan zitten irriteren op de achterbank. Je kunt er nog zoveel doosjes rozijntjes, iPads en waarschuwingen tegenaan gooien, het gaat gaat niet werken. Ze gaan elkaar afmaken, 10 uur lang.
  11. “Teuntjes ouders hebben een dvd-speler in de auto.” Teuntjes ouders zijn slim. Teuntjes ouders zou je wel willen slaan. Onthouden: jouw kind mag nooit meer met Teuntje mee.
  12. “Ik wil dit liedje niet!” En ik wil geen 10 uur dat geblèr van K3 uit mijn speakers horen. Maar ja, wat is erger: een dreinende peuter, of ‘Oma’s aan de top’ op repeat?
  13. “De batterijen zijn op.” Hoezo op? Hoe kunnen die krengen leeg zijn, jullie zijn Nederland nog niet eens uit? Welkom in de slimme wereld van de commercie, waar kindertablets bijna een maandsalaris kosten en je het kleine beetje geld dat je nog overhoudt uit moet geven aan reservebatterijen.
  14. “Ik ben mijn knuffel vergeten!” Nu heb je twee keuzes: of de hele vakantie doorwaakte nachten door een ontroostbaar kind dat niet kan slapen zonder Woefie het hondje, of een u-turn maken en terug naar huis om dat vervloekte beest op te halen (echt, doe optie 2, ook al kun je de Eiffeltoren al zien).
  15. “Wanneer gaan we weer naar huis?” Een vraag meestal gesteld op het moment dat je het parkeerterrein van de camping opdraait. En dus nog drie lange weken in het verschiet hebt (een Pernod en een Cornetto doen meestal wonderen).

Lees ook: Zo raak je je kind niet kwijt op het strand (of vind je hem in ieder geval snel weer terug).