11 Tips waar ik wél iets aan had toen ik net moeder was

04.06.2022 06:00


Tjonge, wat kreeg ik veel tips toen ik net moeder was. En ik kon ze goed gebruiken, want wist ik veel! Ik had die baby’s pas net (het waren er twee). Maar na het nodige experimenteren en het steeds beter leren kennen van mijn kinderen, kon ik het kaf van het koren scheiden.

Aan sommige tips had ik echt niks, bijvoorbeeld: “Je moet geen slapende baby’s wakker maken” (een vriendin), of: “Je moet gewoon wat makkelijker gaan leven” (mijn vader), waarmee ze doelden op het strakke schema dat wij aanhielden en dat voor ons juist een zegen was. Maar er waren ook veel tips waar we wél heel veel aan hadden. Dit waren de 11 beste tips die ik kreeg toen ik net moeder was.

  1. Wees eigenwijs (de lactatiekundige). Aan mijn bed geen borstvoedingspolitie, onze lactatiekundige bleek vol wijze inzichten te zitten. Zo raadde ze aan om lekker te kolven wanneer ik daar zin in had, zo lang ik daar zin in had. En een kolfdienblad klaar te zetten vol lekkere snackjes. Haar beste tip: wees eigenwijs. Ze had een heel plan opgesteld, waar we zoveel van af mochten wijken als we zelf wilden. Prima suggestie, want uiteindelijk ga je toch op je moedergevoel af en kent niemand je kinderen zo goed als jij (en je man).
  2. Baker ze in (de buurvrouw van mijn moeder). Onze baby’s huilden de eerste weken dag en nacht. Inbakeren deden we al, losjes in een babydeken, maar de buurvrouw van mijn moeder kwam met een doek vol met klittenband aanzetten, waarin ze geen kant meer op konden. Het zag er een beetje zielig uit, maar de eerste keer dat ik onze grootste huilbaby omtoverde in een worstenbroodje was ze op slag stil! Het leek wel een tovertruc! Sindsdien bij elk slaapje gedaan (de andere baby juist in een wat lossere inbakerslaapzak), met ongekend succes.
  3. Trial-and-error (de kinderarts). Na een week of wat vermoedde ik dat er toch wat meer aan de hand was dan alleen darmkrampjes. En dus experimenteerden we erop los, op advies van de kinderarts. We gingen aan de geitenmelk, aan de hypoallergene melk, aan de koemelkvrije borstvoeding. Uiteindelijk bleek er voor ons maar één ding echt te werken: medicijnen tegen reflux. Daar kom je alleen maar achter door echt van alles uit te proberen. Een beetje vermoeiend is het wel, maar achteraf was het het waard.
  4. Ga naar een osteopaat (een andere moeder). Een nieuwe doorbraak bereikten we na zes maanden, toen ik eindelijk tijd had om naar een osteopaat te gaan. Niet alleen hielp ze onze kinderen in één behandeling van hun reflux af, ook bleek ze iets te kunnen doen aan mijn lage rugpijn, die het gevolg bleek te zijn van… mijn keizersnede! Zou ik nooit aan gedacht hebben. En wist je dat veel vrouwen na een keizersnede pijn bij het vrijen hebben? Ook die klachten kon ze goed verhelpen, zo vertrouwde ze me toe.
  5. Zoek hulp (mijn schoonmoeder). Mijn schoonmoeder woont in het buitenland en na een paar weken logeren moest ze echt weer eens naar huis. Maar ik kon het nog helemaal niet aan in mijn eentje! Zo kon ik bijvoorbeeld nog steeds niet tillen en dat terwijl er de hele dag baby’s getild moesten worden. Mijn vriend was druk met een nieuwe baan en we waren net verhuisd dus kenden nog niemand in de buurt. Op een dag – ik bereikte een dieptepunt toen de katten vlooien kregen en er die ochtend een vlo in het haar van een van de baby’s zat – plaatste ik een oproepje in de Facebook-groep Ziekenboeg Amsterdam. Of er soms iemand zin had om te komen helpen? Meteen diezelfde dag reageerden er acht vrouwen! De een kwam flessen uitkoken, de ander huilende baby’s vasthouden, de volgende kwam eten brengen, een ander kocht vlooienbestrijdingsmiddel, en weer een ander ging mee naar het consultatiebureau. Ik heb me nog nooit zo gesteund gevoeld. Het zorgde ervoor dat ik niet instortte en dat ik – met een beetje hulp dus – m’n kinderen de aandacht kon geven die ze nodig hadden.
  6. Geef de laatste fles op een vast tijdstip (het consultatiebureau). De eerste maanden voedden wij op advies van het ziekenhuis om de drie uur en na een paar weken probeerden we dat ’s nachts te rekken naar om de vier uur. Maar daardoor hadden we elke dag een ander schema, om gek van te worden! Soms gingen we om negen uur naar bed en twijfelden we of we de wekker om 24.00 uur of toch om 1.00 uur moesten zetten. Want wanneer was nou die laatste fles voor de nacht inging? Vervolgens ging dan na lang wikken en wegen om klokslag twaalf de wekker en werden er vier mensen (onder wie twee baby’s) uit een diepe slaap gewekt. Dat kon niet de bedoeling zijn! Het consultatiebureau bood uitkomst met het volgende advies: geef de laatste fles altijd op hetzelfde tijdstip, ongeacht hoeveel tijd er dan tussen die fles en de vorige zit. Dat gaf ons enorm veel rust en de kinderen ook, want vanaf dat moment kregen we ze ineens heel makkelijk in een vast ritme.
  7. Leg een gedragen hemd in hun bedje (het kinderdagverblijf). Wekenlang lag een van de baby’s ’s avonds tussen ons in op de bank, omdat ze weigerde in haar bedje te slapen tot wij zelf ook naar bed gingen. Reuze gezellig, maar ook een beetje onhandig. Toen het kinderdagverblijf adviseerde om een gedragen hemd van mezelf mee te geven tijdens hun wendagen, zodat ze een vertrouwde geur bij zich hadden, besloot ik deze tip thuis ook eens toe te passen. Vanaf het moment dat ik een gedragen hemd in hun bedjes legde, hebben beide kinderen geen dag meer op de bank hoeven slapen. Gewoon in hun eigen bed met surrogaatmama!
  8. Je hebt genoeg (mijn moeder). Deze sloeg op de borstvoeding. Vanwege ondergewicht moesten we de kinderen vanaf dag één bijvoeden met de fles. Ik was dus de hele tijd aan het borstvoeden én met flesjes in de weer. Wat mij dan weer het gevoel gaf dat ik zelf niet genoeg melk produceerde. Mijn moeder (ooit nog een van de eerste leden van de Vereniging Borstvoeding Natuurlijk) zei dat ik meer dan genoeg borstvoeding had voor twee baby’s. Als ik ze maar vaak genoeg aanlegde. En dat was ook zo. Vanaf het moment dat ik tegen mezelf zei dat ik genoeg had, hád ik ook genoeg. De mantra ‘ik heb genoeg’ bleek trouwens ook prima uit te breiden naar andere gebieden. Bijvoorbeeld: ik heb genoeg tijd/slaap/geld. Werkt als een tiet.
  9. Laat ze uithuilen in je armen (de haptotherapeut). Op een goeie dag gingen we naar de haptotherapeut die ons tijdens de zwangerschap had begeleid, voor een terugkomdagje mét baby’s. ‘Ze huilen zo veel,’ zei ik. ‘Wat is daar erg aan dan?’ vroeg de haptotherapeut. Dat wist ik eigenlijk ook niet. Ik wilde gewoon dat ze stil en gelukkig waren. De haptotherapeut raadde me het boekje ‘De taal van huilen’ aan, waardoor mijn hele kijk op huilen veranderde. Huilen is hartstikke gezond, mits een baby dat veilig in je armen mag doen. Sindsdien (ik schreef het elders ook al, maar kan deze tip niet vaak genoeg noemen) laat ik ze uithuilen terwijl ik ze stevig vasthoud en heb ik enorm ontspannen baby’s (die af en toe huilen).
  10. Neem er een jaar voor (een vriendin). Toen ik net moeder was geworden, werd ik overvallen door een lichte paniek. Zou ik ooit nog aan iets anders toekomen naast het moederen, schrijven bijvoorbeeld (mijn beroep en grootste hobby)? Collega en vriendin Susan Smit – altijd goed voor een wijs advies – stelde me gerust. ‘Neem er een jaar voor,’ zei ze, ‘zonder je zorgen te maken of je je leven weer terug krijgt en jezelf weer bent. Spreek dat met jezelf af, dat geeft rust. Elk rustig, los of creatief moment is dan meegenomen.’ Beste tip ooit!
  11. Je bent een goede moeder (de kraamverzorgster). Oké, niet echt een tip, wél een opsteker. De laatste dag dat onze fantastische kraamverzorgster (ik mis haar soms nóg) hier was, zei ze tegen me: ‘Je bent een goede moeder’. Ik was nog nauwelijks gewend aan het feit dat ik moeder was, laat staan een goeie! Het was een enorme boost voor mijn zelfvertrouwen en het vertrouwen in mezelf als moeder. Sindsdien zeg ik regelmatig tegen mezelf dat ik een goede moeder ben, ook als mijn kinderen al drie dagen niet in bad zijn geweest, ik alweer vergeten ben om Sudocrem op hun billetjes te smeren en ik ze eten uit een potje geef. Ik kan iedereen aanraden om hetzelfde te doen! We zijn namelijk allemaal goede moeders, elk op onze eigen manier.